Papiertje

Papiertje

Papiertje

Terwijl ik, uitkijkend naar rode jassen, het pleintje in mijn dorp op liep, kwamen twee mensen op mij af met waarschijnlijk dezelfde missie als waarvoor ik kwam: politieke papiertjes uitdelen. Ik was even in verwarring over of ik het hunne zou aannemen: daar kwam ik vandaag toch niet voor, papiertjes aannemen, ik ging ze juist uitdelen!

Maar er was nóg iets. We zullen het nooit weten, want er waren geen andere partijen, maar zou ik daarvan wél een papiertje hebben aangenomen?

Afijn, ik deed het dus niet. Mijn politieke kleur is namelijk roodgroen en deze partij… nou ja, hun politiek leider, laat zich nogal bruinig uit. Ik zei dus nee dankjewel want ik ga het toch niet lezen. De toon voor een goed gesprek was -door mijn schuld- toen niet bepaald gezet, maar gelukkig ontstond er toch een joviaal gesprek van papiertjesuitdelers onder mekaar. Dat mijn kameraden er nog niet waren en zo.

We wensten elkaar succes en ik ging een eindje verder staan schuilen tegen het ongemak. Mijn rode kameraden kwamen gelukkig snel opdagen en er ontspon zich nu met zijn allen een respectvol maar warrig gesprek, aangegaan door de vrouwelijke volgeling van de bruinige leider. ‘Kunnen we de overheid nog wel vertrouwen, wat vinden jullie?’ Bam.

Ik mompelde gauw ja en één van de kameraden zei dat hij er werkte. Dus ook ja. We vroegen om voorbeelden en al gauw kwam ter sprake wat haar nog steeds dwars zat: de QR-code. Nou was dát nou toevallig iets waarover ik ook mijn bedenkingen had. Maar al gauw ging ze over op haar ervaringen met corona en vaccinaties en zo. Wat we daaruit moesten afleiden, kreeg ik niet mee, want het ging al weer verder over mondkapjes. Gelukkig hebben we Sywert van Lienden. Nagenoeg elke politieke kleur is het er wel over eens: een onbetrouwbare lamzak. We zeiden het daar op dat pleintje wat anders, natuurlijk. Maar een ingewikkeld verhaal over het nut van mondkapjes werd nu afgewend.

Eén van mijn kameraden, de overheidsdienaar, nam hun papiertje trouwens wél aan, vouwde het dubbel en stak het in zijn zak. Misschien voor later. Achteraf heb ik een beetje spijt: aannemen is natuurlijk veel aardiger én ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig wat er in hun papiertje staat.

We babbelden nog wat en de mannelijke volgeling van de bruinige leider vertelde dat hij de rode kameraad van mij kende, omdat ze samen in de gemeenteraad zaten en toen werd ik zomaar een beetje optimistisch. Vanwege dat samen. Nee, niet samen voor dezelfde partij, maar samen voor de gemeente. Samen komen we er misschien wel uit, als burgers.

Ik heb binnenkort weer papiertjesdienst. Misschien staan ze er weer, dan neem ik dat papiertje wél aan.

Alle papiertjes van alle partijen verdwijnen trouwens in de prullenbak.

Impulsief

Impulsief

Impulsief

Sommige goede beslissingen neem je per ongeluk, ik tenminste.

De aanloop.

Eerst was er op De Correspondent een discussie onder het stuk Lijm en tomatensoep zijn pas het begin van het klimaatverzet. En dat is maar goed ook . Die verliep merkwaardig: soep kwam op glas, was niet erg en trouwens met de planeet is het veel erger. Niks agressie. Daarna kwam op hetzelfde forum de discussie over ‘Alle miljardairs onder de guillotine’, de titel van een interview met de schrijver van een boek met dezelfde titel. Wie dat interview leest ziet dat de titel niet de enige bedenkelijke uitlating is. Maar voor de planeet mag alles. Niks agressie. Tuurlijk zijn ze tegen geweld! Maar ja, ze kunnen er natuurlijk niet voor instaan dat anderen het wél gaan gebruiken, snap je? We moesten de agressieve taal trouwens zien als ironie, zeiden ze van De Correspondent. Nou wil de ironie dat dit ook de smoes is van complotdenker, klimaat- en Holocaustontkenner Thierry B. Moord is ook maar een mening, zoiets. Dus nee, ik snapte het niet.

Zonder toekomstgerichte vijftigplussers is Nederland verloren’ verscheen onlangs. Nou, zeiden we thuis, dat klinkt niet gek, ze hebben ons nodig. Maar deze klaagzang over de grijze golf die zo conservatief is, klonk wél gek. Niet het voorstel om jongeren vanaf 15 jaar stemrecht te geven, dat klonk best aardig. Maar ik betwijfelde of het beoogde doel -een progressief en klimaatvriendelijk beleid- gehaald zou worden. Dat vond een ander lid kennelijk ook. Die opperde om het cohort stemmers niet alleen aan de onderkant uit te breiden, maar tegelijk aan de bovenkant, ter hoogte van 75 jaar, een koppie kleiner te maken. Daar had je warempel de guillotine weer! Dit radicale voorstel werd door De Correspondent nog uitgelicht ook. Naar later bleek alleen vanwege de onderkant, maar toen was het frisse debat over de bovenkant al gestart. Als mensen eenmaal een groep tussen de kaken hebben, laten ze niet meer los: oud is rijk is egoïst is dement.

Lief L -actieve duurzaamheidswerker- is al een jaar door zijn stemrecht heen. Ikzelf -lid van twee linkse partijen- over vier jaar. Maar volgens de gegevens zijn wij op grond van onze leeftijd conservatief en geven niet om het klimaat.

Nou zal het in het echte leven zo’n vaart niet lopen, zegt de ratio. Maar bij mij dringt de emotie vaak voor. Dus verontwaardigd en bezorgd over de achteloze vijandigheid in deze kolommen de laatste maanden, speelde ik weer eens met de gedachte mijn abonnement op te zeggen. Nou moet u weten: een impulsief mens speelt en denkt met zijn handen. Mijn zelfonderzoek eindigde dus abrupt bij Instellingen/Lidmaatschap toen ik nieuwsgierig op ‘hier’ (opzeggen) drukte: geen tussenstap meer, meteen een bedankje voor mijn bedanken.

Het was niet de bedoeling, toch is het beter zo. Mijn overprikkelde hoofd en hart zijn wel weer klaar met dat laptopradicalisme.

Tot eind september mag ik me nog ergeren op De Correspondent. En zij aan mij.

En me bedenken, want impulsief blijf ik.

 

Verwachtingen

Verwachtingen

Verwachtingen

Vlak voor het feest van het licht, waren wij aan de beurt, Lief L. en ik. In die volgorde, twee dagen ertussen. Vijf maal in de rij voor een vaccin kon niet voorkomen dat een zeker virus zich comfortabel nestelde in ons systeem. We wisten natuurlijk wel dat dat kon. ‘Niet de vraag óf, maar wanneer’ had onze huisarts nog gezegd. Ik ben dan zo eigenwijs te denken dat ik de uitzondering ga zijn.

Twee rode streepjes dus.

Eigenlijk was ik daar ook wel weer een beetje trots op: nou hoorde ik er helemaal bij. En je krijgt dankzij zoveel prikken de thuisversie, toch? Paar dagen snotteren, of zelfs helemaal niks merken. Toch?

Oké, de thuisversie was het, we hoefden niet aan de zuurstof. Maar ik vond het niet smaken naar Corona light. We werden best wel ziek. En chagrijnig. Zoals je de pest in hebt als een aankoop tegenvalt: dát hadden we toch niet besteld?

Bovendien bleek ik een tweede verwachting te hebben: ik zou sneller herstellen dan mijn lief.

Was ik wel even vergeten dat hoesten mijn specialiteit is, en dus de achilleshiel. Feitelijk hoest ik vanuit de tenen, maar oké, zo is nou eenmaal die zegswijze.

Een korte verhandeling over hoesten: het is eenrichtingsverkeer, je kunt alleen uitademen.

Een wat langere verhandeling: in het normale hoestleven kun je de toestand onder controle houden door ontspanning en daardoor verbreding zodat er weer twee ademrichtingen benut kunnen worden. Essentieel voor het vervolg van je leven, toch? Zo niet bij corona.

Dus nu een verhandeling over corona. In het dna verankerd  zit een in-en-in slecht karakter: de droge keelkriebel. Die het hele luchtwegensysteem tot in de diepste diepte activeert tot het nat is.  En blijft. Overdag nog te doen, voor ervaren hoesters. Maar ’s nachts niet. En eigenlijk valt het overdag ook niet mee.

Enfin, we zijn inmiddels bijna vier weken verder. Besmettelijk zijn we niet meer, maar iedereen deinst nog achteruit, vooral bij mij.

Verwachtingen durf ik niet meer te hebben, maar het zal in 2023 wel overgaan.

Verwacht ik.

Toch?

 

 

 

Efficiënt

Efficiënt

Efficiënt

Mijn brein ziet alles wat er gedaan moet worden. Toen ik jong was dééd ik het ook snel allemaal. Dat scheelde kostbare tijd, die anders verloren zou gaan aan nadenken over het maken van keuzes. Totdat het me ging opvallen dat ik doodmoe was ’s avonds. Maar niet elke dag en ook de productie per dag verschilde. Lang verhaal kort: op een voor mijn doen sloom begonnen dag eindigde ik productiever en minder moe.

Dat ging ik natuurlijk alle dagen doen, efficiënt en ordelijk. En geforceerd, ik werd er best ongelukkig van. Totdat ik ergens las dat ADHD-personen ook een paar lekker inefficiënte ADHD-dagen nodig hadden. De home made diagnose was gauw gesteld en sindsdien gaat het een stuk beter met me. Het is wat het is en ik ben wat ik ben.

De afgelopen periode was ik met leesverlof. Het duurde natuurlijk niet lang of ik was bezig in vijf boeken tegelijk. Vroeger mocht ik dat niet van mezelf. Dus las ik niet. Nu wel, want ik mag impulsen toestaan. Het e-book is daartoe een zegenrijke uitvinding: onmiddellijk kopen, onmiddellijke bevrediging. En het werkt: zodra mijn aandacht wegfladdert van het ene boek stop ik met lezen en ga ik door met een van die andere impulsaankopen. En ik lees ze bijna allemaal uit. Bijna, want sommige boeken zijn nou eenmaal voor andere lezers geschreven.

Dat geldt niet voor Rotterdam, een ode aan inefficiëntie, van journalist Arjen van Veelen. Hij schrijft over de haven, de mensen en hoe hij zich verhoudt tot de uitdagingen van de tijd waarin we leven. Ik ben nog niet op de helft, het kan dus nog uitgaan tussen ons, maar van Veelen heeft mijn hart gestolen. Dat is niet alleen omdat ik nogal triomfantelijk met de titel kan wapperen. Van Veelen neemt me mee en laat me zien wat hij eerst ook niet zag en wat niemand graag ziet van die prachtige niet-lullen-maar-poetsen/geen-woorden-maar-daden-stad. Vooruitgang, ja. Maar al die onnodige én nodige spulletjes in onze gezellige winkels komen in belachelijk grote hoeveelheden van belachelijk ver. Van die efficiënt georganiseerde handel worden arbeiders en zeelui van over de hele wereld niet rijk. Ook de zorgvuldig in sheets en power points uitgerekende opknapbeurt van de stad komt niet alle mensen van de veelkleurige Rotterdamse bevolking ten goede. De journalist en de lezer behoren tot de mensen die daar wél van profiteren.

Maar we gaan niet somberen, hè? Van Veelen is een begenadigd schrijver. In een persoonlijke zoektocht kijken we samen het vooruitgangsmonster in de bek. Hij zoekt weggejaagde bewoners en uitgebuite zeelui op. Wat mij hoop geeft is de wijsheid en overlevingsdrang van mensen. En de druppels op een gloeiende plaat: het sociale werk van een dominee, de tomeloze inzet van een postbode, dit boek zelf.

Inefficiënt misschien, maar wel effectief. Het herinnert ons aan het belang van de menselijke maat.

Veel druppels leiden tot aanhoudend gesis. En verandering.

 

Goud

Goud

Goud

Er zijn gebeurtenissen die ondanks chaos overzichtelijk zijn: omgevallen potplant (aarde op de vloer), omgevallen koffie (bruine vlek op je kleren), omgevallen wijn (rode vlek op tafellaken, witte wijn valt nooit om), kapotte zak havermout (weinig in de zak, overgrote deel over aanrecht en vloer).

Ik zou hier kunnen pronken met koelbloedigheid en mentaal evenwicht, maar dat is niet eerlijk: het hoofd koel houden is een kwaliteit in ontwikkeling. Desondanks vind ik het bovenstaande dus overzichtelijke situaties. Waar het misgaat is duidelijk: verkeerd neergezet en verkeerde ontwerp (welke idioot bedenkt een wijde kelk op een lange steel op een minivoetje niet veel groter dan een munt en welke idioot verpakt havermout in materiaal dat al scheurt als je ernaar kijkt?) Wat je moet doen is ook duidelijk: een krachtterm naar keuze en dan gewoon opruimen en voortaan spullen wél goed neerzetten, uit een normaal glas drinken en havermout in karton kopen.

Tot zover lijkt mijn leven vrij rustig. Is niet zo.

We zijn allemaal natuurlijk een beetje opgefokt door pandemie, oorlog en tractorengeweld, ook ik.  Maar de laatste tijd overkomt het me dat ik iemand niet meer kan volgen en aan het eind van het gesprek zelfs aan mijn eigen naam ga twijfelen. Twijfelen is gezond, maar dit gaat wat ver vind ik.

Maar het vervelendste vind ik dat ik niet snap waar het misgaat tussen opinies, anderen en mijn kop. Een autistische leerling riep eens wanhopig tegen mij dat ik zijn ‘hele hoofd in de war schopte’. Ik maak me er kennelijk zelf ook schuldig aan, dus beklaag ik me met enige schroom. Afnemende helderheid wegens dementie laat ik even buiten beschouwing, maar maatregelen neem ik wel. Ik ga met opinievakantie en trek me even terug uit het publieke debat.  Ze kunnen best zonder mij, al weten ze natuurlijk niet wat ze gaan missen.

De opiniepauze zal zowel passief als actief zijn -dit is voorlopig mijn laatste blog. Ik ga meer boeken lezen. Een schrijver is geduldig en ik hoef niks terug te zeggen. Al doe ik dat laatste graag, zwijgen is goud.

 

afbeeldingen via Pixabay

Neppers

Neppers

Neppers

Mijn droom is het nog steeds: een boerderijtje met een weitje en een geitje. Tussen echte boeren, van wie ik dan leer hoe ik echt moet boeren. En een moestuin bijhouden., want ik droom van een gemengd bedrijf. Eén van mijn oma’s kwam van de boerderij. Misschien dat ik daarom van kinds af aan mij verbeeldde dat boerin zijn eigenlijk mijn bestemming was.

De laatste decennia verschoof mijn bewondering van de grote jongens naar de kleinschalige biologische boer. Zo eentje die de natuur ook een kansje geeft. En niet werkt met grote cilinders met doodshoofden om de gewassen vrij van ongedierte te houden. En wiens varken, koe en kip nog weten hoe het is om buiten hok en stal in de buitenlucht zelf hun kostje te vergaren, op een stuk grond dat meer bevat dan eenzijdig raaigras.

Ik nam vroeger de bio-industrie maar voor lief, omdat ik dacht dat dat bij vleeseters hoorde. Daar denk ik inmiddels dus anders over en gelukkig ben ik niet de enige. Het is trouwens maar een bof dat de vee-industrie de leefomgeving negatief beïnvloedt, anders werd er nog niks aan gedaan. En zaten die arme beesten tot in eeuwigheid gevangen in stallen en vrachtwagens, op weg naar verre slachthuizen, waar dieren mishandeld en arbeiders uitgebuit worden.

De boer werd er ook niet beter van, al die jaren. Gek gemaakt met geld om groter te groeien dan gezond is, gek gemaakt door overheidsregels die niks oplossen en een onhoudbare situatie alleen maar bestendigen, gek gemaakt door visieloze landsbesturen die onvermijdelijke beslissingen voor zich uit blijven schuiven.

Dat je daar letterlijk gek van wordt zie je nu dan ook aan de blokkades en dreigbezoeken aan politici: knettergek.

Er zijn ook boeren die thuisblijven. Er zijn ook boeren die al jaren kleinschalig bezig zijn. Daar ligt mijn sympathie. Temeer daar ik bij de blokkades teveel nooit gebruikte tractoren waarneem. Net als die van journalist Caroline van der Plas, dochter van een journalist en een CDA-politicus. Op haar eerste dag als Kamerlid voor de boeren kwam ze met een gloednieuwe trekker naar het Binnenhof.  Mevrouw is niet van gisteren maar ook niet van de boerderij. Een echte nepper.

Ik zie ook teveel nep-solidaire burgers die deze gelegenheid weer te baat nemen om hun eigen stokpaardje te berijden en pro-poetin-stickers op lantaarnpalen te plakken en hun deuntje over corona en vrijheid weer te dreinen.

Samen voor Nederland?

Samen voor rotzooi trappen zal je bedoelen.

Boer of burger: doe mij maar een thuisblijver.

 

 

Afbeelding via Pixabay

 

Uit het raam

Uit het raam

Uit het raam

Uw privacy is gewaarborgd. Maar ik kan wel zien hoeveel bezoek ik op mijn website krijg en wat het bezoek leest. De ene dag is drukker dan de andere en op een rustige dag was er maar één gast (of een robot, dat controleer ik dan weer niet) en die las een column over *ouder worden, uit 2015, het jaar dat we verhuisden naar een appartement op de begane grond.

Nou, dat appartement hebben we inmiddels weer verlaten. Nou kan ik hier allerlei redeneringen optuigen over het waarom. Maar het komt er kort gezegd op neer dat we ons hebben laten wegpesten. Dat klinkt zielig en dat is het natuurlijk ook wel een beetje. Dus in het moeizame proces -wéér opruimen, huis etaleren, verkopen, huis zoeken, huis kopen, inpakken en wegwezen- hield ik mijzelf en lief L regelmatig de titel van een krankzinnig leuk boek voor: De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween. Zo waren wij ook. Die honderdjarige liet zich niet langer tiranniseren door de directrice van het bejaardentehuis. Het was een trut, voor alle bewoners trouwens. Zo eentje hadden wij er ook, al was die feitelijk geen directrice en was het seniorencomplex geen bejaardentehuis. Maar wij waren wel net zo stoer als de honderdjarige.

Het heeft ons verouderingsproces natuurlijk niet kunnen tegenhouden, maar we kunnen daar nu tenminste opgewekt over rouwen tussen vitale mensen in de levensfase waarover we rouwen dat die voorbij is. Je zou zeggen: helpt niet echt. Maar is toch zo. Want die voorbije fase (werkende mensen met kinderen) is fijner om op terug te kijken dan de onzekere schoolfase van onmacht, pleinruzies, jaloezie en pesten. Die fase is veel langer geleden, maar kan in de seniorenfase weer heel dichtbij komen.  Zeker als je de pech hebt met een paar verkeerde mensen in een Vereniging van Eigenaren terecht te komen. Zonder het perspectief dat je op een gegeven moment groot gegroeid bent en je eigen leven kunt gaan leiden. Dus dan klim je als senior maar uit het raam.

Wij wijden ons nu weer vitaal aan de medemens en een duurzamere wereld maar verenigen ons nimmer meer in eigenaarschap. We hebben nu een huis waarvan ook het dak, de muren, ramen en buitendeuren van ons zijn.

Teken trouwens eens een huis zonder dat.

Precies.

 

 

afbeelding: janjf93 via Pixabay

Het verschil

Het verschil

Het verschil

‘Waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt’, zei iemand een paar jaar geleden over mijn niet altijd geslaagde metaforen. Tegen iemand als ik, die nogal eens wordt afgeleid door interne prikkels (hoofd = druk kruispunt)  en externe prikkels (hoofd =  heel druk kruispunt) is dat een zinvolle uitdaging, zeker na het vorige blog…

Gaat ie. Oké, we moeten allemaal hard werken om ergens te komen in het leven, maar sommigen staan gelijk met 10-0 achter (weer een metafoor ja, maar niet van mij, daarover later). En dan heb ik het niet over een leuke carrière die ze dan zouden mislopen, nee, het gaat om puur overleven. Nu mijn punt: ik wist wel dat sommige mensen een moeilijk leven hebben maar ik wist niet dat het zo erg was en ik maak me kwaad over dat ik dat normaal ben gaan vinden zonder me in te spannen er iets aan te doen en dat ik me wél inspan om smoezen te verzinnen (eigen verantwoordelijkheid, verkeerde keuzes, fouten in het systeem etc.). Het zou een troost kunnen zijn dat ik niet de enige ben die dit laatste doet, maar daar word ik juist helemaal kwaad over, want een betere garantie voor dat alles zo blijft, is er bijna niet.

Van rechtse partijen verwacht ik geen mededogen en oog voor de menselijke maat der dingen. Maar wie ook niet echt meehelpen zijn linkse politieke partijen en hun principiële achterbannen, op zoek naar hun linkse zelf. Ik ga er even vanuit dat die lui het hart op de goede plek hebben, maar willen ze het koppie er ook even bij houden? Los van dat je in de politiek volgens mij altijd moet samenwerken, duikt -na een voorstel tot linkse samenwerking- steeds weer het woord fusie op. En o jeetje nee zeg, daar moeten we eerst diepgaand over praten. Ja, over fusie misschien, maar hallo, over samenwerking? Stop om te beginnen met elkaar tegenwerken en richt je aandacht op de mensen die dat nodig hebben.

*Tim ’s Jongers  -van hem is dus die 10-0 achterstandsmetafoor- weet uit ervaring wat een moeilijk leven is en verzamelde voor zijn werk bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving ook *de verhalen van anderen die zomaar in  ons gave landje vermorzeld (dreigen te) raken. En nee, dat is niet hun eigen schuld omdat ze domme dingen doen en domme foutjes maken. Met diezelfde domme dingen komen alcohol- of cokeverslaafde mensen met obesitas maar een verder geslaagd leven zonder probleem weg. Die hebben bovendien een slimme accountant die precies weet welke domme foutjes voor de belasting geoorloofd zijn. Nou, die meedogenloze onrechtvaardigheid wil ik niet langer normaal vinden.

Wat me in de verhalen opvalt is de af en toe beslissende rol van gewoon iemand uit de omgeving: een aardige docent, een aardige maatschappelijk werker, een aardige buur, een aardige huisbaas, een aardige bewindvoerder. Aardig ja. Dus iemand die met begrip en zonder morele veroordeling iemand anders tussen de regeltjes door een eindje op weg helpt.

Laten wij maar proberen die aardige mensen te zijn die het verschil maken.Want ik ben bang dat linkse politieke partijen daar even geen tijd voor hebben met hun principes. Iemand moet het doen, toch?

Naschrift: de samenwerking tussen PvdA en GroenLinks is er door. Een aardig begin van een betere koers. De behoefte aan aardige mensen voor mensen op achterstand blijft, wat mij betreft. Zo snel verander je de samenleving namelijk niet…

 

 

 

 

De top

De top

De top

Sommige mensen wonen hoog in de bergen. Ik weet niks over hun bewustzijn, maar vraag me af of ze met dat uitzicht denken alles te kunnen zien. Of in ieder geval denken het overzicht te hebben. Of gewoon blij zijn met de afstand tot dat gedoe beneden.

Zelf heb ik een paar keer op het dak van de wereld gezeten, als gast dan. In de tijd dat mijn buik, oren, hart, longen en vooral benen zich proberen te verzoenen met de situatie (‘dit is niet normaal maar wordt dat straks wel’, zegt mijn brein dat gewend is om om te gaan met mijn panikerende lichaamsdelen) in die tijd dus… nou daar weet ik niet veel van, eigenlijk. Volgens mij ga ik dan maar naar de wc, (‘kijk, ze hebben hier ook gewoon wc’s, zie je wel?’, kletst mijn brein geruststellend verder).

Daarna moet Levensgezel L per se nog hoger. Samen met nog zo’n dertig lui die zo zijn, beklimt hij een duidelijk onbegaanbare hoop rotsblokken, omhoog naar een kruis. En ik wacht op een stoel (‘kijk, ze hebben hier ook gewoon stoelen’, neuzelt mijn brein). Vanaf die stoel plak ik met mijn ogen mijn man vast aan de berg. Uitsluitend door deze magische kracht komt hij weer veilig bij mij terug.

Daarna gaan we samen op pad. Langs een pad waar je alleen maar af kan vallen als je je uiterste best doet en een flinke aanloop neemt en heel ver kan springen. Maar dat snapt alleen mijn brein maar dat zwijgt nu het ziet dat het wel weer zo’n beetje gaat. Want als ik een plekje heb gevonden om te zitten dat voldoet aan mijn veiligheidsnorm (onevenredig veel zuigkracht van de bodem) ga ik daar zitten ( met onevenredig veel zwaartekracht van mijn lijf).

En dan gebeurt het: ik kijk en er is alleen maar de oeroude wereld en daar word ik heel rustig van. Deemoedig en supermachtig tegelijk. En dan gaan we naar het restaurant. ‘Kijk, ze hebben hier ook gewoon patat…’, o nee, het hoeft niet meer: alles doet het weer.

Dit moest eigenlijk een sociaal bewogen stukje worden. Over mensen aan de top van de samenleving, niet de gasten, maar de gevestigden, soms generaties lang. Ik wilde mijn vermoeden uitspreken dat als je in die kringen verkeert, je niet zo goed ziet als je denkt dat je ziet. Ik ben helaas in de metafoor blijven steken. Of misschien deugde die sowieso niet. Maar ik weet nu wel hoe het voelt om je supermachtig te voelen: lekker.

Maar het moet niet te lang duren.

Puberteit 2.0

Puberteit 2.0

Puberteit 2.0

Mijn ouders deden voor ons ongetwijfeld hun best, maar slurpten nog al wat emotionele aandacht voor zichzelf op. Daarom heb ik mijn puberteit even moeten uitstellen. En misschien wel nooit ingehaald. Laten we zeggen: ik heb hem toen maar uitgesmeerd over een substantieel deel van de rest van mijn leven.

Op een gegeven moment moet het klaar geweest zijn, denk ik. Want anders zou me nu niet opvallen dat ik in mijn tweede puberteit zit. Hetzelfde gedoe: je lichaam verandert, je wordt opstandig, je zoekt naar wie je eigenlijk bent en je hebt meer behoefte aan slaap. Alleen dat laatste is niet uitslapen, maar -vanuit de nacht gezien- vóórslapen: eerst ‘s middags en vervolgens eerder aan de nacht beginnen in plaats van later aan de dag.

Er is nóg een verschil, waar doorgaans omzichtig over gepraat wordt: het einde van de tweede puberteit. Na de eerste begin je normaal gesproken aan een lang leven, na de tweede moet je statistisch gezien toch met een wat kortere periode rekening houden.

De kwestie uit Puberteit 1.0 ‘wat ga ik later worden’ kan keuzestress opleveren, in Puberteit 2.0 is dat niet zo. Hoewel, het antwoord ‘ik ga later overledene worden en later is nogal dichtbij’ kan natuurlijk behoorlijk stress opleveren. Zelfs keuzestress, bedenk ik nu: a. ik vecht er tegen of b. ik aanvaard het. Ik kies natuurlijk b. Maar mijn puber 2.0-brein doet dat niet. Dat roept telkens met een wanhopig stemmetje ‘ja maar het klópt niet!’

Dat is nou puberen en het kan -in tegenstelling tot de vorige keer- nu wel. Mijn ouders rusten uit, ik gun ze dat van harte. En ik neem de ruimte.

Het geeft mij eigenlijk wel rust om onder ogen te durven zien dat later deze keer zo dichtbij is. Maar nu de rol van vitaal oudje fysiek gezien voor mij persoonlijk bedroevend lastig is, blijf ik wél een onrustige activist in mijn hoofd. Dát puberale hou ik er in, net als de vorige keer trouwens. ‘Wie op zijn twintigste niet links is, heeft geen hart, wie dat later nog is, geen hersens’, is een bekend citaat, van Churchill geloof ik. Grappig, maar met één ding hield de bullebak geen rekening: mijn middelvinger. We krijgen de wereld niet helemaal op orde, maar het kan zoveel beter. Dus als mijn tijd is gekomen, zeg ik alleen voor mijn eigen leven ‘het is goed zo’.

En dan draag ik het rode vaantje over. Mét gebruiksaanwijzing: een puberale middelvinger.