Marionet

Marionet

‘Waarom vraag je het niet gewoon’, hoor ik wel eens. Tja, goeie vraag. Waarop ik geen antwoord heb.

‘Je moet je niks aantrekken van wat een ander vindt’, ook zo eentje waarmee ik niet uit de voeten kan.

Want trek ik met het eerste niet een kast vol pingpongballetjes open en is het tweede niet een beetje asociaal? Anderen doen er toch toe? Je leeft toch in je omgeving?

Nu ik de seniorenstatus onderzoek, althans die van mij, zie ik dat er een lijn loopt van vroeger naar nu. Nou, lijn, was het maar zo strak. Ik ervaar het meer als een stippenwolk, waaruit af en toe iets oplicht. Ik noem het maar mijn buitenwereld.

Dat die buitenwereld meerdere zones heeft -van dichtbij naar veraf- maakt het niet makkelijker. Want de nabij-mensen hebben óók weer te maken met hún buitenzones. Daar komt bij dat wat vroeger vertrouwde zuilen waren (ik heb er als kind nog wel wat van meegekregen) nu bubbels heten en die worden vaker als een verwijt tegen je gebruikt dan dat ze je een veilig houvast bieden.

Ik vraag me wel eens af hoeveel mensen de van oorsprong puberale onzekerheid naar hun volwassen leven hebben meegenomen. Ik wel, of in ieder geval de restjes. Het vervelende is dat dat kan uitmonden in ongegronde vooroordelen over de samenleving. Ik pas me menigmaal aan, aan wat ik dénk dat anderen van mij verwachten. Of het schuurt daardoor.

Ik kom hierop omdat ik in de afgelopen drie blogs er hier en daar tegenaan liep dat mijn handelen kennelijk mede werd bepaald of verstoord door mijn ideeën over de ideeën van de samenleving over mij. Volgt U het nog?

Ik heb het over de invloed van de heersende cultuur, voor zover dat één geheel is. Dat is het natuurlijk niet, dus laten we het afmaken op: de grootste helft van alle meninkjes.

Het lastige is dat de ‘heersende cultuur’ fluctueert, zelf geen stem heeft, laat staan dat er een overzichtelijk up to date A-4tje van bestaat. De stemmen die er uitspraken over doen verschillen nogal, zijn het oneens of praten elkaar na. Zelf raap ik mijn opvattingen van de heersende cultuur maar bijeen uit een stapeltje eigen ervaringen, een stapeltje kranten met columns en wat ingezonden brieven. Plus die stippenwolk dus. En dan maar overeind blijven met al die prikkels.

Ik vind dat laatste, nu ik ouder ben, makkelijker dan vroeger. Niet dat ik de onverschilligheid omarm, maar af en toe de nou-dan-niet-houding aannemen voelt wel zo comfortabel. De hoeveelheid energie van een senior wordt helaas beperkter, maar dat heeft wel één voordeel: waar ik eerst elk pingpongballetje wilde terugslaan (die kast ging kennelijk tóch vaak ongevraagd open), kies ik nu mijn slagen. Had ik jaren eerder al kunnen doen, maar zo werkt het leven niet.

Terwijl ik lichamelijk steeds afhankelijker wordt van hulp en zorg, voel ik me psychologisch gezien juist onafhankelijker en minder een marionet dan vroeger, voor zover ik dat ooit was.

Misschien komt wijsheid inderdaad met de jaren.

 

 

 

 

 

Afbeelding van 愚木混株 Cdd20 via Pixabay

 

 

Rust

Rust

Rust

Sommige senioren, onder wie ik, denken even in een flits aan het begin van het einde, als ze een keertje in de war zijn. Wat ontzettend fijn en geruststellend voor mij is, is dat ik altijd al in de war was. Afspraken vergeten, de weg niet kunnen vinden: allemaal bekende kost.

Vroeger zocht ik daarvoor een reden (te druk), áls ik er al over nadacht. Nu schrik ik er even van. Waarom eigenlijk?

Die reden -te druk- heb ik namelijk nog steeds, want ik heb het nog steeds druk, alleen met andere dingen. Bijvoorbeeld met me druk maken over het vergeten van een afspraak. Daar komt bij dat dingen ondernemen met een stijf lijf nu een dag vullen. Druk dus.

Er verandert sowieso best veel in je lijf als je ouder wordt, ik noem deze fase niet voor niets mijn tweede puberteit: daar moet je ook mentaal aan wennen. Voor sommigen komt daar een drukke agenda vanwege medische zorg bij. Als ik mijn agenda kwijt raak is dat erger dan dat mijn telefoon spoorloos is, dát zou pas schrikken zijn.

Hoe dan ook, ik kan beter geen conclusies aan mijn warrigheid verbinden.

En tóch …

Want het bestaat natuurlijk wel, dementeren. En ik heb er de leeftijd voor.

Ik denk dat ik niet de enige ben die het een rot idee vindt dat je dan de controle kwijt bent. Waarbij ik me dan eerlijk gezegd afvraag hoe groot mijn controle nu is. In het klein lukt het wel zo’n beetje, en daar ben ik bewust blij mee. Als ik die controle door dementie zou verliezen, is dat pech. Hopelijk is er dan een liefdevol vangnetje voor me. Wel vind ik het bij voorbaat naar voor mijn naasten: die moeten dan, misschien langzaam, misschien heel snel, afscheid nemen van de versie van de ouder/partner/vriend/buur zoals ze die dachten te kennen. Dat is verdrietig. En ze maken zich bezorgd over hoe (on)gelukkig hun naaste nou is.

Nou ben ik dan weer zo eigenwijs om te denken dat ik als dementerende zelf misschien helemaal niet speciaal (on)gelukkiger ben dan ik mijn hele leven afwisselend al was. Het leven is sowieso niet perfect en dementie wordt gezien als de ultieme vorm van die imperfectie. En is dat misschien ook wel, maar hoe erg is dat voor de dementerende zelf? Als iemand heel angstig wordt, is het natuurlijk een ander verhaal, maar lijdt de dementerende zelf bijvoorbeeld onder decorumverlies en incontinentie?

Zo babbel ik mezelf door deze onzekere fase van het leven heen en dat geeft me toch rust. Het komt in de buurt van aanvaarden van wat je niet kunt veranderen, of in ieder geval aanvaarden dát je het niet kunt veranderen.

En ja, nou dringt zich toch het gebrek aan controle over de toestand in de wereld en Nederland op. Laat ik het zo zeggen: ik heb nog lang te oefenen in het aanvaarden van mijn machteloosheid daarover. Ben vast niet de enige en dat geeft me dan weer een beetje rust.

Samen staan we er niet alleen voor.

 

 

 

Afbeelding van Clker-Free-Vector-Images via Pixabay

 

 

Alles oké?

Alles oké?

De twee betekenissen van ‘ouder’ hebben vast wel iets met elkaar te maken. Het lijkt me in ieder geval voor de hand liggen dat, als je besluit om je voort te planten, je beduidend ouder bent dan je aanstaande kind. Want -net als ouder worden- is het ouderschap niet voor watjes.

Ik weet niet of dát de reden is dat ik nu af en toe moet terugdenken aan de tijd van mijn zwangerschappen en kinderen. En aan de manier waarop ik daar mee omging. Wat weer bepaald werd door hoe de mensen in de samenleving met mij in die positie omgingen. Of zoals ik de ongeschreven regels bewust of onbewust interpreteerde.

Ik denk dat ik wat nu gaat volgen wel voldoende heb gerelativeerd, dus laat ik beginnen met mijn taakopvatting toen.

Als je buiten (soms ook binnen) je eigen sociale kring gewaardeerd wilde blijven, moest je niet te veel over je gezin praten. Het mooiste was dat het op een gegeven moment ‘uit zou komen’: dat je ook nog kinderen bleek te hebben. Dan werd er met een wat minzame goedkeuring geknikt. Niet omdat je zo’n goede opvoeder van de volgende generatie zou zijn, want dat konden ze niet weten, maar omdat je het kennelijk soepel regelde en vooral dat je daar niet over zeurde. ‘Peanuts’, moest je uitstralen, deed je er gewoon bij, kwestie van goed management.

Terwijl het best een pittige tijd was, vond ik. En ik denk echt dat ik niet de enige was die dat zo ervoer.

Nou, met ouder worden ervaar ik het nu net zo. Niet laten blijken dat je strammer en minder flexibel wordt, je oogst bewondering als je normaal presteert, liefst boven normaal. ‘Die en die tenniste nog tot haar negentigste, hoor’ en ‘die en die begon nog een studie en schreef zelfs een boek op haar vijf en tachtigste, hoor’. Terwijl de laatste levensfase voor mij en meer mensen best pittig kan zijn, zowel fysiek als mentaal.

Veel mensen houden nou eenmaal van ‘positief denken’ en niet van moeilijkheden of rouw, vooral niet bij anderen. Oké, het is natuurlijk leuk voor elkaar om de dingen positief te zien. Ik ben óók van het halfvolle glas, hoor. Maar hé, halfvol is niet vol en dat hoeft ook helemaal niet. Het geeft alleen niet het volledige beeld van de werkelijkheid. Als je het zelf niet over beide helften wil hebben, is dat een persoonlijke keuze. Maar bij anderen? Hoe realistisch en -niet onbelangrijk- hoe sympathiek ben je dan bezig?

Alles oké? Nou nee, niet alles.

Het is dat ik er een hekel aan heb als mensen iets een taboe gaan noemen, dus dat doe ik niet. Maar ik zou hier willen zeggen: laten we vooral óók praten over de mindere kanten van het leven, of je nou jong, middelbaar of oud bent. En dus ook over veroudering en dood.

De fijne kanten van het leven vallen dan juist méér op dan wanneer je alleen maar geforceerde succesverhalen wil vertellen en horen.

 

 

Afbeelding van Elisabeth Guggenberger via Pixabay

 

Ouder, misschien wijzer

Ouder, misschien wijzer

Ouder, misschien wijzer

We doen het ons hele leven allemaal. En het is geen onverdeeld genoegen, zoals het leven dat sowieso niet is. Ik praat nu over ouder worden.

Beklagen daarover wil ik mijzelf niet, ik heb daarentegen een beetje te doen met onze jongere generaties. De zogenaamde Boomers zijn namelijk een vrij grote groep en beginnen nu en masse niet meer de jongsten te zijn, om het maar eufemistisch uit te drukken. Ook zoiets -het is niet typerend voor deze tijd en altijd zo geweest- maar waarom zo’n eufemisme als het over inleveren en vergankelijkheid gaat? Om het leed te verzachten?

Ik heb me voorgenomen om het komend jaar de verschillende kanten van het ouder worden -of in ieder geval dat van mij- hier te observeren. Daar kun je lezers mee kwijt raken. Geen ramp, bovendien zijn sommige media en hun veelal jongere auteurs mij ook aan het kwijt raken. Wat eveneens geen ramp is. Ik zie het als een leerzame les in bescheidenheid. Voor beiden, wel te verstaan: we hoeven immers niet op elkaar te zitten wachten en trekken ieder ons eigen pad, passend bij ons beider leeftijd en individuele karakter.

Voor de eventueel weglopende oudere lezers: ik snap dat. Per slot is het feit dat je een leeftijdscohort deelt geen verplichting om daar mee bezig te zijn als je daar geen zin in hebt. Als het goed is, zal de serie juist dáár over gaan: verwachtingen, vooroordelen en groepsdenken. Die zijn lastig te vermijden, leert de geschiedenis. Maar hoeveel schiet je er nou werkelijk mee op, als individu en samenleving?

Ik zie het dan ook als een uitdaging om de aandacht voor mijn en andermans persoonlijke beleving te laten uitmonden in een bijdrage aan die samenleving, nu en in de toekomst.

 

Een vruchtbaar 2025 toegewenst!

 

 

 

 

 

Afbeelding van Christophe via Pixabay

Beter

Beter

Beter

Al tien jaar vonden we het tijd voor een nieuw bed. Straks zakken we er nog doorheen, zeiden we. Maar elke gelegenheid, waaronder twee verhuizingen, lieten we passeren.  Zo werden we langzaam oud.

Februari jl. was het zover: oud genoeg om zonder gêne een filiaal van een bekende beddenspecialist binnen te stappen en te informeren naar seniorenbedden. Hadden ze. Een aardige meneer verkocht ons twee bedden, bodems en matrassen. De verstelbare bodem kreeg veel aandacht maar de meeste aandacht ging natuurlijk naar het matras. Om de beurt lagen we vijf minuten op een meetmatras en de computer vertelde daarna welke matrassen ons de komende jaren zouden ondersteunen. Aan het bed zelf werden niet veel woorden vuilgemaakt, model en kleur hadden we online al uitgezocht.

Eind april werd het geheel geleverd en door twee monteurs vliegensvlug in elkaar gezet. Wij prezen ons gelukkig met dit gemak en het ontbreken van Ikea-momenten.

Vanaf nacht één had ik een vaag scheef gevoel, dat ik aan het matraswennen weet. Ook hoorde ik bij het in- en uitstappen een vertrouwde tik, namelijk die van ons oude bed. Wat natuurlijk wel raar is voor een nieuw exemplaar.

Toch kwam het onverwachts: mijn bed bezweek onder zijn senior, twee maanden na levering. Ik krabbelde op en staarde vol ongeloof naar mijn eens zo koninklijk hoge sponde. Het is natuurlijk fijn om je oude-mensen-bed te overleven, maar zó geen kunst: één van de twee, niet ik, was wel erg jong overleden.

Bij mijn lief ging zijn verbijstering in één soepele beweging over naar boosheid. Dat kwam beter van pas voor het contact met de klantenservice dan mijn lacherige verbijstering: al die aandacht voor details van slaapcomfort, je zou toch denken dat een slaapexpert ook wist hoe je een bed moest maken.

Na telefonisch contact vroegen we per mail ons geld terug en verzochten de boel weer op te halen. Snel kwam er een opgewekte mail dat we over twee maanden nieuwe exemplaren zouden krijgen. Van dezelfde bedden. Wij bellen. Bed retour en geld terug kon niet, zei de telefoondame, ‘want we hadden het zelf in een winkel gekocht’. Wij vonden van wel en de volgende telefoondame gelukkig ook. Volgende week wordt alles opgehaald en het geld teruggestort. Hopen we. Want er volgde nóg een opgewekte mail. Dat ze ‘naar ons toekomen’. 1. Met een expert. 2. Of dat er iets omgeruild gaat worden. 3. Of iets geleverd. Retour nemen stond er niet bij.

 

Onze nieuwe bedden laten we maken in de werkplaats van een circulair warenhuis. Van echt hout. Want we kijken voortaan Beter naar het Bed.

 

 

Afbeelding van Clker-Free-Vector-Images via Pixabay

 

Logboek

Logboek

Logboek

Mijn lief en ik strekken onze stramme ledematen met een wandeling in ons dorp. En rusten uit in onze koffietent. Hij gewoon koffie met appeltaart en ik bananencake en cappuccino havermelk. Schaamteloos, dat laatste. Om niet te zeggen: met een middelvinger.

De linkse havermelk-elite wordt na de verkiezingsuitslag extra belaagd en als ik belaagd word, word ik opstandig.

Als links-elitaire moet ik namelijk de hand in eigen boezem steken. Nou, dan krijg je bij mij dus dit: er komt een hand met een middelvinger uit.

Niet dat ik niet naar mezelf wil kijken, integendeel, dat doe ik al mijn hele leven. Te veel, misschien. Want je moet natuurlijk ook tijd overhouden om kritisch naar anderen te kijken. Ik ben namelijk niet de enige die iets fout doet. Af en toe moet je dus je normale instinctieve reactie toelaten: ‘ja doei, ik ben je malle miepie niet’.

Nou, zulke en vele andere gedachten gaan dus tijdens de koffie door mijn hoofd en bij lief L ook, maar dan op basis van alle boeken die hij tegelijkertijd leest. ‘Het wordt wel wat lastig om het overzicht te houden’, zegt hij. ‘Welkom in mijn wereld’, zeg ik. Ik heb er geeneens boeken voor nodig.

Ik vertel over het logboek dat ik in een agenda van 2024 ga bijhouden. Mijn motto voor het komend jaar wordt ‘omarm de chaos’. Om dit vol te kunnen houden wel wat structuur: elke dag 10 minuten meditatie, 10 maal squatten, 30 minuten wandelen en een paar regels in mijn logboek schrijven.

Verder zult U ons beiden kunnen vinden op het strijdtoneel, mijn lief wat beschaafder dan ik met mijn middelvinger.

We blijven elite en we blijven links. PVVNSCBBBVVD kan een grote waffel krijgen. Politiek op onze voorwaarden, en anders? Een middelvinger. De nette variant dan.

 

 

 

 

Afbeelding: Gabi, via Pixabay

Foldertje

Foldertje

Foldertje

‘Vluchten kan niet meer, ik zou niet weten hoe’. Het is een zin uit een liedje van Annie M.G. Schmidt uit de musical ‘En nu naar bed’ uit 1971.

Voor wie de links in de vorige zin durft in te drukken: voorzichtig!

Ik weet niet wat ik deprimerender vind: de tekst en het onderwerp zelf of het besef dat de wereld 52 jaar geleden ook al een beangstigende en onoverzichtelijke chaos was. Waarbij je er -bij dat laatste- toch niet omheen kan dat we ondanks die sombere vooruitzichten toch maar weer mooi 52 jaar verder zijn met zijn allen.

Nou, niet allen, oké. Pakweg de helft van toen is dood, doorgaans volgens de natuurlijke verwachting. Of oud, zoals schrijver dezes, ook niet onnatuurlijk. En de andere helft is nieuw. En nou aan de beurt om er wat van te maken.

De stemming in mijn bejaarde bubbel is momenteel vergelijkbaar met die uit de musical, durf ik te constateren. En als ik voorzichtig buiten mijn bubbel loer: daar ook een beetje.

Als alternatief voor vluchten werd -in de musical- de mogelijkheid tot schuilen genoemd. Bij elkaar. In bed. Iets met liefde, dus. Love and Peace, weet je wel?

Ik weet niet hoe wijd verbreid dat schuilmotto buiten het theater was, maar je hoort het niet veel meer, tegenwoordig. Misschien wordt het overstemd door een deprimerend openbaar cynisme.

Over ouderen, jongeren, links, rechts, midden, de elite, rechters, wetenschap, dokters, gewone mensen, zwarten, witten, bruinen, gelen, kiezers, kruidenvrouwtjes, boeren, burgers, buitenlui, migranten, feministen, seksisten, moslims, joden, antisemieten, mannen, homo’s, vrouwen, lesbo’s, alle mensen die niet ingedeeld willen worden en … Nog iemand vergeten?

Samengevat: over elkaar. Maar dat is ook niet juist, want niet iedereen is cynisch over anderen. En niet iedereen is altijd cynisch over anderen.

Begin jaren tachtig kregen mijn lief en ik een ruziestencil in de handen geduwd. Niet om het te leren (was niet nodig) en niet om het te voorkomen (verloren zaak). Maar om het te leren op de goede manier.

De kern ervan: luisteren en geen jij-bakken. Valt niet mee, ook nu nog. Ik ben het kwijt, helaas. Anders zou het misschien van pas komen. Voor ons, maar ook voor die boze buitenwereld: foldertje in alle brievenbussen, zoiets?

Voorlopig vlucht ik lekker, af en toe. In dingen die ik leuk vind. Bij mensen die ik lief vind. Om er daarna met hernieuwde energie nog wat van proberen te maken, die wereld.

Vluchten kan best.

 

Afbeelding John Hain via Pixabay

Mannetje

Mannetje

Mannetje

Ergens loopt een vervelend mannetje rond. Dat mannetje was al een vervelend mannetje toen hij op school zat, zeggen klasgenoten. Vervelende mannetjes voelen zwakke plekken goed aan. Dus zo’n mannetje ziet later als hij groot is, de zwakke plekken van mens en maatschappij. En vooral hoe mannetje daar misbruik van moet maken. Voor zijn eigen lol.

De politiek is dan een prima plek voor zo’n mannetje. Mannetje voelt onvrede aan, mannetje heeft natuurlijk geen oplossing, alleen behoefte aan aandacht. Mannetje wil ook graag, net als vroeger, de lachers op zijn hand, dus mannetje zegt iets lulligs over een groep. En daarna over de mensen die daar verontwaardigd op reageren. En hij doet net of hij een gewone Nederlander is, wat dat ook moge zijn. Mannetje doet net of hij luistert naar gewone mensen, maar gewone mensen luisteren naar mannetje. Soms vinden ze wat hij zegt wel een beetje ver gaan, maar hij zegt het tenminste. Hij luistert tenminste. Maar mannetje luistert helemaal niet, zíj luisteren. Arme mensen.

Zo werkt populisme.

22 november 2023.

Het is het mannetje gelukt om 23 % van de stemmen te halen. Dat is veel voor een ondemocratische partij met een programma dat tegen de grondwet in gaat. Maar mannetje doet net of hij 100% heeft. Mannetje gaat nu Nederland aan de Nederlanders teruggeven. Huh? Gaat dit over migranten? Jazeker.

Nou sorry hoor, maar als ik zulke taal hoor uit de mond van een mannetje wiens voorouders toch echt migrant waren en dat mannetje is getrouwd met een vrouw die dat ook is, wat ik allemaal prima vind, maar dan denk ik toch dat mannetje even naar het begrip Nederlanderschap moet kijken.

Ik hoef Nederland trouwens helemaal niet terug, want het is mij niet afgepakt. Zelfs niet door mannetje. Al kreeg ik eerlijk gezegd woensdagavond wel zélf even migratieneigingen … Maar vervelende mannetjes en rot weer heb je overal.

Mannetje was ten behoeve van zijn campagne milder geworden, zei hij. Je moet maar durven: je eigen 18 jaar oude hatelijke en rechtsstatelijk onmogelijke programmapunten mild noemen, die loslaten en dat dan milder noemen en denken dat je mag regeren. Tuurlijk joh, geen probleem!

Dat het ‘t mannetje op 22 november gelukt is 23% van de kiezers tegen andere kiezers op te zetten, komt natuurlijk ergens door. Duiders vallen over elkaar heen met adviezen: zelfreflectie hier, zelfreflectie daar, beter verhaal hier, beter verhaal daar. Allemaal waar.

Nou, ik dan ook maar: hoe nemen we populisten de wind uit de zeilen? Komt ie: burgerberaad hier, burgerberaad daar. Daar leren we -met gespreksregels- naar elkáár te luisteren in plaats van naar het vervelende mannetje. Want heus, ook bij die 23% zitten burgers die redelijk kunnen nadenken, als ze de kans maar krijgen. Vervelend mannetje is gevaarlijk, maar zíj niet. Probéér het nou eens.

Vooralsnog zitten we met een gehavende parlementaire democratie. Iedereen die met mannetje wil regeren moet ‘over zijn schaduw heen stappen’, zei hij meteen. Ik hoorde mensen het hem al nazeggen, we zijn nogal bevattelijk. Thuis heb ik dan ook gezegd dat als ik begin te wauwelen over schaduwen en stappen, ze de dokter moeten bellen.

Want nee, mannetje, niks schaduw.

Wij willen niet over de rechtsstaat heen stappen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het B-woord

Het B-woord

Het B-woord

Twee jaar geleden twijfelde ik of mijn partij nog wel mijn partij was. Ik stemde al op een andere, die wél voor samenwerking stond. Als mijn partij dat zou afwijzen, overwoog ik dat hele versnipperde politieke landkaartje te…eh … versnipperen. En weg te gooien. Ik deed een beetje Zen en in die vlaag van geduld bleef ik lid. Een jaar geleden werd ik zelfs ook lid van die andere partij.

Samen nu de verkiezingen in om daarna de rommel van anderen op te ruimen is een fikse uitdaging. Voor mij is het dan weer een persoonlijke uitdaging om dat kiezersverlokkingscircus te doorstaan. En niet te vergeten de kiezers zelf, in de (sociale) media met hun speculaties en commentaar op peilingen. Gewone mensen die best aardig doen en gewone mensen die dat helemaal niet doen.

Omdat er nu een rijtje TK-politici suf gedraaid is vertrokken, wierp iemand in mijn RoodGroen appgroep (ja, ook ik) de waarom-vraag op. Woorden als strijdcultuur, verharding en werkdruk vielen. Vanwege dat laatste suggereerde ik: gooi om te beginnen die live-camera’s eruit! En geen ge-x (voorheen ge-twitter) tijdens debatten.

Na een stille verbijstering (paar minuten) werden de tegenwerpingen in de mobieltjes geklopt. Transparantie! Geen achterkamertjespolitiek! Bereikbaarheid voor fractieondersteuners! Alsof er geen kranten en journaals bestaan om het politieke nieuws te volgen. Alsof je na zo’n openbaar livedebat niet alsnog naar een achterkamertje zou kunnen gaan. Alsof ik mobieltjes helemáál wilde verbieden.

Ik realiseerde me opeens dat ik -ervaringsdeskundige op nagenoeg elk verslavingsgebied- hier te maken had met een handjevol politieke junkies die hun eigen behoeftes verdedigden. In het algemeen belang, jaja.

Het wordt tijd voor andere politiek. Maar ook voor andere burgers, misschien?

Ik zal het B-woord niet noemen, want dat wekt nogal eens wrevel op als duizend-dingen-doekje-dat-de-democratie-gaat-redden. Maar ik denk aan Nu is het aan ons en andere publicaties van Eva Rovers.

Ik zeg niks.

 

 

 

Papiertje

Papiertje

Papiertje

Terwijl ik, uitkijkend naar rode jassen, het pleintje in mijn dorp op liep, kwamen twee mensen op mij af met waarschijnlijk dezelfde missie als waarvoor ik kwam: politieke papiertjes uitdelen. Ik was even in verwarring over of ik het hunne zou aannemen: daar kwam ik vandaag toch niet voor, papiertjes aannemen, ik ging ze juist uitdelen!

Maar er was nóg iets. We zullen het nooit weten, want er waren geen andere partijen, maar zou ik daarvan wél een papiertje hebben aangenomen?

Afijn, ik deed het dus niet. Mijn politieke kleur is namelijk roodgroen en deze partij… nou ja, hun politiek leider, laat zich nogal bruinig uit. Ik zei dus nee dankjewel want ik ga het toch niet lezen. De toon voor een goed gesprek was -door mijn schuld- toen niet bepaald gezet, maar gelukkig ontstond er toch een joviaal gesprek van papiertjesuitdelers onder mekaar. Dat mijn kameraden er nog niet waren en zo.

We wensten elkaar succes en ik ging een eindje verder staan schuilen tegen het ongemak. Mijn rode kameraden kwamen gelukkig snel opdagen en er ontspon zich nu met zijn allen een respectvol maar warrig gesprek, aangegaan door de vrouwelijke volgeling van de bruinige leider. ‘Kunnen we de overheid nog wel vertrouwen, wat vinden jullie?’ Bam.

Ik mompelde gauw ja en één van de kameraden zei dat hij er werkte. Dus ook ja. We vroegen om voorbeelden en al gauw kwam ter sprake wat haar nog steeds dwars zat: de QR-code. Nou was dát nou toevallig iets waarover ik ook mijn bedenkingen had. Maar al gauw ging ze over op haar ervaringen met corona en vaccinaties en zo. Wat we daaruit moesten afleiden, kreeg ik niet mee, want het ging al weer verder over mondkapjes. Gelukkig hebben we Sywert van Lienden. Nagenoeg elke politieke kleur is het er wel over eens: een onbetrouwbare lamzak. We zeiden het daar op dat pleintje wat anders, natuurlijk. Maar een ingewikkeld verhaal over het nut van mondkapjes werd nu afgewend.

Eén van mijn kameraden, de overheidsdienaar, nam hun papiertje trouwens wél aan, vouwde het dubbel en stak het in zijn zak. Misschien voor later. Achteraf heb ik een beetje spijt: aannemen is natuurlijk veel aardiger én ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig wat er in hun papiertje staat.

We babbelden nog wat en de mannelijke volgeling van de bruinige leider vertelde dat hij de rode kameraad van mij kende, omdat ze samen in de gemeenteraad zaten en toen werd ik zomaar een beetje optimistisch. Vanwege dat samen. Nee, niet samen voor dezelfde partij, maar samen voor de gemeente. Samen komen we er misschien wel uit, als burgers.

Ik heb binnenkort weer papiertjesdienst. Misschien staan ze er weer, dan neem ik dat papiertje wél aan.

Alle papiertjes van alle partijen verdwijnen trouwens in de prullenbak.