Het duurt bij de reacties op bepaalde politici nooit lang, of daar komen dan toch de ‘maar-hij-heeft-wel-een-punt-poppetjes’. Dat was zo bij Pim Fortuyn, daarna bij Geert Wilders en nu dus bij Thierry Baudet.
Nou lijkt het me erg moeilijk om geen punt te hebben.
Met een beetje moeite -of zelfs zonder dat- valt er in deze verre van volmaakte samenleving altijd wel wat te vinden dat gezegd kan of moet worden. Daar blijft het meestal dan bij, is mijn ervaring. Heel soms komen er nog wat punten bij een punt, onder luid applaus van de volgelingen die dan zeggen dat Hij tenminste zegt wat hij denkt. Of dat hij zegt wat je in Nederland niet mag zeggen. En het woordje taboe komt dan ook al gauw voorbij, die stoplap van de luie denker.
Baudet is heel speciaal. Want hij is intellectueel en schrijft boeken en essays. ‘Joh, daar moet je wat mee doen’, zei iemand en toen ging hij in de politiek. Het kan ook dat hij zelf zin had in iets opwindends naast al dat gedenk.
Feit is dat we nu zitten met een vragen-geen-vragen-partijleider, met volgelingen die eruit vliegen als ze wel vragen hebben en kiezers die vinden dat hij het allemaal heel goed zegt en dat nog steeds vinden als ze thuis hebben opgezocht wat het eigenlijk betekent wat hij zegt. Voor het geval u mij nou denigrerend over anderen vindt: ik moest boreale wereld óók opzoeken.
Ik stel natuurlijk weer veel te hoge eisen, maar wat heb ik aan Baudet en het Forum voor Democratie? En wat heeft Nederland eraan? Laat ik voor mezelf spreken: ik kan er niks mee.
Maar het negeren van een kokette praatjesmaker -wat ik doorgaans doe- is in dit geval geen optie. Hij mag flirten met wie hij wil, maar sommige vriendjes vind ik eng, vandaar. En zijn heimwee naar vroeger ook, eigenlijk. Bevlogen spreken over een toekomst die in het verleden ligt, gaat altijd gepaard met het terugdraaien van verworvenheden van anderen: witte man Baudet gaat niet inleveren, denk ik.
Dat is dan mijn punt.