Marionet

Marionet

‘Waarom vraag je het niet gewoon’, hoor ik wel eens. Tja, goeie vraag. Waarop ik geen antwoord heb.

‘Je moet je niks aantrekken van wat een ander vindt’, ook zo eentje waarmee ik niet uit de voeten kan.

Want trek ik met het eerste niet een kast vol pingpongballetjes open en is het tweede niet een beetje asociaal? Anderen doen er toch toe? Je leeft toch in je omgeving?

Nu ik de seniorenstatus onderzoek, althans die van mij, zie ik dat er een lijn loopt van vroeger naar nu. Nou, lijn, was het maar zo strak. Ik ervaar het meer als een stippenwolk, waaruit af en toe iets oplicht. Ik noem het maar mijn buitenwereld.

Dat die buitenwereld meerdere zones heeft -van dichtbij naar veraf- maakt het niet makkelijker. Want de nabij-mensen hebben óók weer te maken met hún buitenzones. Daar komt bij dat wat vroeger vertrouwde zuilen waren (ik heb er als kind nog wel wat van meegekregen) nu bubbels heten en die worden vaker als een verwijt tegen je gebruikt dan dat ze je een veilig houvast bieden.

Ik vraag me wel eens af hoeveel mensen de van oorsprong puberale onzekerheid naar hun volwassen leven hebben meegenomen. Ik wel, of in ieder geval de restjes. Het vervelende is dat dat kan uitmonden in ongegronde vooroordelen over de samenleving. Ik pas me menigmaal aan, aan wat ik dénk dat anderen van mij verwachten. Of het schuurt daardoor.

Ik kom hierop omdat ik in de afgelopen drie blogs er hier en daar tegenaan liep dat mijn handelen kennelijk mede werd bepaald of verstoord door mijn ideeën over de ideeën van de samenleving over mij. Volgt U het nog?

Ik heb het over de invloed van de heersende cultuur, voor zover dat één geheel is. Dat is het natuurlijk niet, dus laten we het afmaken op: de grootste helft van alle meninkjes.

Het lastige is dat de ‘heersende cultuur’ fluctueert, zelf geen stem heeft, laat staan dat er een overzichtelijk up to date A-4tje van bestaat. De stemmen die er uitspraken over doen verschillen nogal, zijn het oneens of praten elkaar na. Zelf raap ik mijn opvattingen van de heersende cultuur maar bijeen uit een stapeltje eigen ervaringen, een stapeltje kranten met columns en wat ingezonden brieven. Plus die stippenwolk dus. En dan maar overeind blijven met al die prikkels.

Ik vind dat laatste, nu ik ouder ben, makkelijker dan vroeger. Niet dat ik de onverschilligheid omarm, maar af en toe de nou-dan-niet-houding aannemen voelt wel zo comfortabel. De hoeveelheid energie van een senior wordt helaas beperkter, maar dat heeft wel één voordeel: waar ik eerst elk pingpongballetje wilde terugslaan (die kast ging kennelijk tóch vaak ongevraagd open), kies ik nu mijn slagen. Had ik jaren eerder al kunnen doen, maar zo werkt het leven niet.

Terwijl ik lichamelijk steeds afhankelijker wordt van hulp en zorg, voel ik me psychologisch gezien juist onafhankelijker en minder een marionet dan vroeger, voor zover ik dat ooit was.

Misschien komt wijsheid inderdaad met de jaren.

 

 

 

 

 

Afbeelding van 愚木混株 Cdd20 via Pixabay

 

 

Rust

Rust

Rust

Sommige senioren, onder wie ik, denken even in een flits aan het begin van het einde, als ze een keertje in de war zijn. Wat ontzettend fijn en geruststellend voor mij is, is dat ik altijd al in de war was. Afspraken vergeten, de weg niet kunnen vinden: allemaal bekende kost.

Vroeger zocht ik daarvoor een reden (te druk), áls ik er al over nadacht. Nu schrik ik er even van. Waarom eigenlijk?

Die reden -te druk- heb ik namelijk nog steeds, want ik heb het nog steeds druk, alleen met andere dingen. Bijvoorbeeld met me druk maken over het vergeten van een afspraak. Daar komt bij dat dingen ondernemen met een stijf lijf nu een dag vullen. Druk dus.

Er verandert sowieso best veel in je lijf als je ouder wordt, ik noem deze fase niet voor niets mijn tweede puberteit: daar moet je ook mentaal aan wennen. Voor sommigen komt daar een drukke agenda vanwege medische zorg bij. Als ik mijn agenda kwijt raak is dat erger dan dat mijn telefoon spoorloos is, dát zou pas schrikken zijn.

Hoe dan ook, ik kan beter geen conclusies aan mijn warrigheid verbinden.

En tóch …

Want het bestaat natuurlijk wel, dementeren. En ik heb er de leeftijd voor.

Ik denk dat ik niet de enige ben die het een rot idee vindt dat je dan de controle kwijt bent. Waarbij ik me dan eerlijk gezegd afvraag hoe groot mijn controle nu is. In het klein lukt het wel zo’n beetje, en daar ben ik bewust blij mee. Als ik die controle door dementie zou verliezen, is dat pech. Hopelijk is er dan een liefdevol vangnetje voor me. Wel vind ik het bij voorbaat naar voor mijn naasten: die moeten dan, misschien langzaam, misschien heel snel, afscheid nemen van de versie van de ouder/partner/vriend/buur zoals ze die dachten te kennen. Dat is verdrietig. En ze maken zich bezorgd over hoe (on)gelukkig hun naaste nou is.

Nou ben ik dan weer zo eigenwijs om te denken dat ik als dementerende zelf misschien helemaal niet speciaal (on)gelukkiger ben dan ik mijn hele leven afwisselend al was. Het leven is sowieso niet perfect en dementie wordt gezien als de ultieme vorm van die imperfectie. En is dat misschien ook wel, maar hoe erg is dat voor de dementerende zelf? Als iemand heel angstig wordt, is het natuurlijk een ander verhaal, maar lijdt de dementerende zelf bijvoorbeeld onder decorumverlies en incontinentie?

Zo babbel ik mezelf door deze onzekere fase van het leven heen en dat geeft me toch rust. Het komt in de buurt van aanvaarden van wat je niet kunt veranderen, of in ieder geval aanvaarden dát je het niet kunt veranderen.

En ja, nou dringt zich toch het gebrek aan controle over de toestand in de wereld en Nederland op. Laat ik het zo zeggen: ik heb nog lang te oefenen in het aanvaarden van mijn machteloosheid daarover. Ben vast niet de enige en dat geeft me dan weer een beetje rust.

Samen staan we er niet alleen voor.

 

 

 

Afbeelding van Clker-Free-Vector-Images via Pixabay

 

 

Alles oké?

Alles oké?

De twee betekenissen van ‘ouder’ hebben vast wel iets met elkaar te maken. Het lijkt me in ieder geval voor de hand liggen dat, als je besluit om je voort te planten, je beduidend ouder bent dan je aanstaande kind. Want -net als ouder worden- is het ouderschap niet voor watjes.

Ik weet niet of dát de reden is dat ik nu af en toe moet terugdenken aan de tijd van mijn zwangerschappen en kinderen. En aan de manier waarop ik daar mee omging. Wat weer bepaald werd door hoe de mensen in de samenleving met mij in die positie omgingen. Of zoals ik de ongeschreven regels bewust of onbewust interpreteerde.

Ik denk dat ik wat nu gaat volgen wel voldoende heb gerelativeerd, dus laat ik beginnen met mijn taakopvatting toen.

Als je buiten (soms ook binnen) je eigen sociale kring gewaardeerd wilde blijven, moest je niet te veel over je gezin praten. Het mooiste was dat het op een gegeven moment ‘uit zou komen’: dat je ook nog kinderen bleek te hebben. Dan werd er met een wat minzame goedkeuring geknikt. Niet omdat je zo’n goede opvoeder van de volgende generatie zou zijn, want dat konden ze niet weten, maar omdat je het kennelijk soepel regelde en vooral dat je daar niet over zeurde. ‘Peanuts’, moest je uitstralen, deed je er gewoon bij, kwestie van goed management.

Terwijl het best een pittige tijd was, vond ik. En ik denk echt dat ik niet de enige was die dat zo ervoer.

Nou, met ouder worden ervaar ik het nu net zo. Niet laten blijken dat je strammer en minder flexibel wordt, je oogst bewondering als je normaal presteert, liefst boven normaal. ‘Die en die tenniste nog tot haar negentigste, hoor’ en ‘die en die begon nog een studie en schreef zelfs een boek op haar vijf en tachtigste, hoor’. Terwijl de laatste levensfase voor mij en meer mensen best pittig kan zijn, zowel fysiek als mentaal.

Veel mensen houden nou eenmaal van ‘positief denken’ en niet van moeilijkheden of rouw, vooral niet bij anderen. Oké, het is natuurlijk leuk voor elkaar om de dingen positief te zien. Ik ben óók van het halfvolle glas, hoor. Maar hé, halfvol is niet vol en dat hoeft ook helemaal niet. Het geeft alleen niet het volledige beeld van de werkelijkheid. Als je het zelf niet over beide helften wil hebben, is dat een persoonlijke keuze. Maar bij anderen? Hoe realistisch en -niet onbelangrijk- hoe sympathiek ben je dan bezig?

Alles oké? Nou nee, niet alles.

Het is dat ik er een hekel aan heb als mensen iets een taboe gaan noemen, dus dat doe ik niet. Maar ik zou hier willen zeggen: laten we vooral óók praten over de mindere kanten van het leven, of je nou jong, middelbaar of oud bent. En dus ook over veroudering en dood.

De fijne kanten van het leven vallen dan juist méér op dan wanneer je alleen maar geforceerde succesverhalen wil vertellen en horen.

 

 

Afbeelding van Elisabeth Guggenberger via Pixabay

 

Ouder, misschien wijzer

Ouder, misschien wijzer

Ouder, misschien wijzer

We doen het ons hele leven allemaal. En het is geen onverdeeld genoegen, zoals het leven dat sowieso niet is. Ik praat nu over ouder worden.

Beklagen daarover wil ik mijzelf niet, ik heb daarentegen een beetje te doen met onze jongere generaties. De zogenaamde Boomers zijn namelijk een vrij grote groep en beginnen nu en masse niet meer de jongsten te zijn, om het maar eufemistisch uit te drukken. Ook zoiets -het is niet typerend voor deze tijd en altijd zo geweest- maar waarom zo’n eufemisme als het over inleveren en vergankelijkheid gaat? Om het leed te verzachten?

Ik heb me voorgenomen om het komend jaar de verschillende kanten van het ouder worden -of in ieder geval dat van mij- hier te observeren. Daar kun je lezers mee kwijt raken. Geen ramp, bovendien zijn sommige media en hun veelal jongere auteurs mij ook aan het kwijt raken. Wat eveneens geen ramp is. Ik zie het als een leerzame les in bescheidenheid. Voor beiden, wel te verstaan: we hoeven immers niet op elkaar te zitten wachten en trekken ieder ons eigen pad, passend bij ons beider leeftijd en individuele karakter.

Voor de eventueel weglopende oudere lezers: ik snap dat. Per slot is het feit dat je een leeftijdscohort deelt geen verplichting om daar mee bezig te zijn als je daar geen zin in hebt. Als het goed is, zal de serie juist dáár over gaan: verwachtingen, vooroordelen en groepsdenken. Die zijn lastig te vermijden, leert de geschiedenis. Maar hoeveel schiet je er nou werkelijk mee op, als individu en samenleving?

Ik zie het dan ook als een uitdaging om de aandacht voor mijn en andermans persoonlijke beleving te laten uitmonden in een bijdrage aan die samenleving, nu en in de toekomst.

 

Een vruchtbaar 2025 toegewenst!

 

 

 

 

 

Afbeelding van Christophe via Pixabay

Logboek

Logboek

Logboek

Mijn lief en ik strekken onze stramme ledematen met een wandeling in ons dorp. En rusten uit in onze koffietent. Hij gewoon koffie met appeltaart en ik bananencake en cappuccino havermelk. Schaamteloos, dat laatste. Om niet te zeggen: met een middelvinger.

De linkse havermelk-elite wordt na de verkiezingsuitslag extra belaagd en als ik belaagd word, word ik opstandig.

Als links-elitaire moet ik namelijk de hand in eigen boezem steken. Nou, dan krijg je bij mij dus dit: er komt een hand met een middelvinger uit.

Niet dat ik niet naar mezelf wil kijken, integendeel, dat doe ik al mijn hele leven. Te veel, misschien. Want je moet natuurlijk ook tijd overhouden om kritisch naar anderen te kijken. Ik ben namelijk niet de enige die iets fout doet. Af en toe moet je dus je normale instinctieve reactie toelaten: ‘ja doei, ik ben je malle miepie niet’.

Nou, zulke en vele andere gedachten gaan dus tijdens de koffie door mijn hoofd en bij lief L ook, maar dan op basis van alle boeken die hij tegelijkertijd leest. ‘Het wordt wel wat lastig om het overzicht te houden’, zegt hij. ‘Welkom in mijn wereld’, zeg ik. Ik heb er geeneens boeken voor nodig.

Ik vertel over het logboek dat ik in een agenda van 2024 ga bijhouden. Mijn motto voor het komend jaar wordt ‘omarm de chaos’. Om dit vol te kunnen houden wel wat structuur: elke dag 10 minuten meditatie, 10 maal squatten, 30 minuten wandelen en een paar regels in mijn logboek schrijven.

Verder zult U ons beiden kunnen vinden op het strijdtoneel, mijn lief wat beschaafder dan ik met mijn middelvinger.

We blijven elite en we blijven links. PVVNSCBBBVVD kan een grote waffel krijgen. Politiek op onze voorwaarden, en anders? Een middelvinger. De nette variant dan.

 

 

 

 

Afbeelding: Gabi, via Pixabay

Uit het raam

Uit het raam

Uit het raam

Uw privacy is gewaarborgd. Maar ik kan wel zien hoeveel bezoek ik op mijn website krijg en wat het bezoek leest. De ene dag is drukker dan de andere en op een rustige dag was er maar één gast (of een robot, dat controleer ik dan weer niet) en die las een column over *ouder worden, uit 2015, het jaar dat we verhuisden naar een appartement op de begane grond.

Nou, dat appartement hebben we inmiddels weer verlaten. Nu kan ik hier natuurlijk allerlei redeneringen optuigen over het waarom. Maar het komt er kort gezegd op neer dat we ons hebben laten wegpesten. Dat klinkt zielig en dat is het natuurlijk ook wel een beetje. Dus in het moeizame proces -wéér opruimen, huis etaleren, verkopen, huis zoeken, huis kopen, inpakken en wegwezen- hield ik mijzelf en lief L regelmatig de titel van een krankzinnig leuk boek voor: De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween. Zo waren wij ook. Die honderdjarige liet zich niet langer tiranniseren door de directrice van het bejaardentehuis. Het was een trut, voor alle bewoners trouwens. Zo eentje hadden wij er ook, al was die feitelijk geen directrice en was het seniorencomplex geen bejaardentehuis. Maar wij waren wel net zo stoer als de honderdjarige.

Het heeft ons verouderingsproces natuurlijk niet kunnen tegenhouden, maar we kunnen daar nu tenminste opgewekt over rouwen tussen vitale mensen in de levensfase waarover we rouwen dat die voorbij is. Je zou zeggen: helpt niet echt. Maar is toch zo. Want die voorbije fase (werkende mensen met kinderen) is fijner om op terug te kijken dan de onzekere schoolfase van onmacht, pleinruzies, jaloezie en pesten. Die fase is veel langer geleden, maar kan in de seniorenfase weer heel dichtbij komen.  Zeker als je de pech hebt met een paar verkeerde mensen in een Vereniging van Eigenaren terecht te komen. Zonder het perspectief dat je op een gegeven moment groot gegroeid bent en je eigen leven kunt gaan leiden. Dus dan klim je als senior maar uit het raam.

Wij wijden ons nu weer vitaal aan de medemens en een duurzamere wereld maar verenigen ons nimmer meer in eigenaarschap. We hebben nu een huis waarvan ook het dak, de muren, ramen en buitendeuren van ons zijn.

Teken trouwens eens een huis zonder dat.

Precies.

 

 

afbeelding: janjf93 via Pixabay

Identiteiten

Identiteiten

Identiteiten

Sinds enkele medelanders -die zichzelf gekleurd en mij wit wensen te noemen- hun mondje stevig roeren, hoorde ik over identiteit. Ik had er nooit lang over nagedacht, vraag me niet waarom. Volgens hen ging het daarvoor te goed met me. Sinan Çankaya schreef er een boek over, ‘Mijn ontelbare identiteiten’. Aanrader, je moet alleen wel kunnen tegen die storende sociologenpraat, tussen de mooi geschreven verhalen over zijn leven als migrantenkind door.

Afijn, sinds enkele jaren ben ik me dus ook bewust van mijn identiteiten, al dan niet toebedeeld en inclusief kwalificaties. Gaat ie.

Ik ben vrouw (emotionele zeurkous), wit (geprivilegieerde kolonialist), hoogopgeleid (weet niks van het echte leven), welvarend (verwend) en ik woon gezien de woningnood in teveel vierkante meters (egoïstisch), zeker voor een bejaarde (nóg egoïstischer). Over dat laatste: ik ben héél duur voor de samenleving, omdat ik natuurlijk weer niet gezond geleefd heb en daar draait de jonge belastingbetaler nou voor op. Tot overmaat van ramp laat ik ook nog een grondig verpest klimaat achter.

Ouder worden is al niet leuk, maar om nou de schuld te krijgen van alles wat er ondanks alle inspanningen mis is, voelt niet zo…eh…leuk, dus.

 

Zo zie je, Çankaya, dat de vijandigheid jegens al míjn identiteiten ook aardig kan oplopen. Ik reken de laatste tijd bij de Leuk-Leven-kassa regelmatig een hoger bedrag af dan mijn incasseringsportemonnee eigenlijk bevat.

 

Wie drijft die prijzen eigenlijk zo op?

Wij allemaal, vrees ik.

Ik moet me zelf ook beheersen. Bijvoorbeeld om die planeetdepri’s, ratioadepten, boos gekleurde betweters en koosjere vierkante metertellers niet allemaal in een hok bijeen te drijven en door de tralies heen de vraag toe te schreeuwen wat ze zélf eigenlijk doen voor een leukere wereld, behalve een ander de schuld te geven dan. En of ze niet vinden dat het bij een gezond leven hoort om regelmatig kritisch naar jezelf te kijken. Kritisch, maar vooral ook mild, want het schijnt dat je dan ook wat milder naar ‘De Ander’ gaat kijken.

Maar van deze onbeheerste plannen van mij komt natuurlijk niks en dat is maar goed ook. Dus spreek ik kritisch tot mezelf (‘niet overdrijven’) en mild (‘kan me wel voorstellen dat het je af en toe tot hier zit’) en dan word ik wel weer een beetje milder tegenover de anderen. Ach, ben nooit zwart geweest natuurlijk, maar wel jong en op de barricade. Toen was ik misschien ook niet altijd even leuk. Van die barricade krijgen ze me overigens niet weg, leuk of niet leuk.

 

Blauw

Blauw

De hand met de blauwe handschoen op mijn arm voelde aangenaam warm. Toen zijn collega en hij in corona-outfit met onderzoekende blik binnenkwamen, wist ik dat ik moest uitleggen waarom ik de huisartsenpost had gebeld. Ik was moe en besloot het kort te houden: ‘ik voel me zó k*t!’

Ik kreeg er twee glimlachen voor terug. En die warme blauwe hand dus. Ik stak toch maar mijn verhaal af over een ellendige nacht met hevige slokdarmkramp en overgeven. Pas toen ik ze even later fronsend naar mijn hartfilmpje zag kijken, gaf ik mijn eigen diagnose op. Ik maakte een redelijke kans op een andere, dus dan doe je zoiets ruimhartig.

Die andere kwam in het ziekenhuis. Daar lag ik weer, net als vier jaar geleden, maar nu zónder afspraak en mét een infarct. Zeiden ze tegen me. Ook nog een oude, zeiden ze tegen me. Dit gaat niet over mij, zei ik tegen mezelf. Ik speelde het spel maar mee, soms ben ik meegaand. Bovendien lukte het om een of andere reden niet om de rol van gezonde vitale oudere te spelen.

Waarom ik dan ’s nachts 112 niet had gebeld, vroegen ze. Ik weet niet meer wat ik zei. Maar er waren goede redenen. 1. Een hartaanval kwam niet gelegen, zo midden in onze verhuizing. 2. Lief L., moeilijke slaper, sliep net zo lekker. 3. Zolang iemand een emmer kan pakken en naast zijn bed kan zetten, heeft die geen hartaanval. En dat kon ik allemaal.

De werkelijke reden moge duidelijk zijn: ik kon niet meer goed nadenken. Spijtig, maar het was wel fijn dat de mevrouw van de huisartsenpost dat wél kon. (Ik heb zo’n kramp in mijn slokdarm, kan ik even langs komen? Bent u kortademig? Soms, ja. Maar nu, bent u kortademig? Eh, ja. Ik stuur een ambulance. Nee, doe maar niet, dan schrikken de buren zo. Ik stuur een ambulance. Oké dan, maar geen spoed hè. Ja, wel.)

Of ik er iets van heb geleerd? Zeker!

Blauw vond ik altijd koud, maar blauw kan heel warm en welkom zijn.

En voortaan iets eerder bellen, misschien.

Groot groeien

Groot groeien

Lachmann-Anke (Pixabay)

Als ik later groot zou zijn, was ik lekker de baas. En zou ik alléén nog maar boterhammen met boter en suiker eten. Mijn vader schoot in de lach, toen ik dat vroeger zei. “Dat lust je dan niet meer.” Ik ben nu groot en het klopt, al vergeet ik de verrukking van toen nooit.

Het fotoboek in mijn hoofd is rommelig en niet chronologisch ingeplakt. Dus dat werd bladeren, maar ik kon verder niks vinden over ‘later-als-ik-groot-ben-plannen’. Daar was ik naar op zoek vanwege grote mensen uit het dagelijks nieuws. Ze vallen nogal op, omdat ze zich niet gedragen als grote mensen. Wat zouden hun ‘later-als-ik-groot-ben-plannen’ zijn geweest? Ik denk opvallen en dat is dan gelukt.

Ik noem verder geen namen, maar er is er eentje die opvalt vanwege zijn taakopvatting van Tweede Kamerwerk. Daar vallen onder: zwetsen in het Latijn; verkleden (soldaatje); pianospelen (op een echte vleugel!); lavendel snuiven; coke snuiven. En niet te vergeten: Maradona aftroeven betreffende alcohol en cocaïne. Lanterfanten dus. Maradona kon tenminste nog voetballen.

“Waar komt jouw kruistocht tegen het antisemitisme vandaan?”, vroeg het joch aan iemand. Die zei dat iedereen toch tegen antisemitisme was, waarop hij zei “bijna iedereen die ik ken is antisemiet”. Dan ken je een hoop rotzakken, zou ik zeggen. Wat mij -naast dat antisemitisme- schokt is dat hij denkt dat iedereen zo is en dat hij geen benul lijkt te hebben van de ernst. Alsof het over masturberen gaat: wát nou, iederéén doet dat toch?

Iets verder van hier loopt er nog zo eentje rond. Ik herinner me zulke kinderen van vroeger: verliezen en dan moord en brand schreeuwen dat de ander doet wat ze zelf doen: vals spelen. Op het schoolplein kinderen betasten, schoppen en bespugen. En dan -na die verdiende knal voor hun harses- gaan janken dat ze niet meer op zijn partijtje mogen komen. Joepie! Eh, jammer.

Die van hier heeft goed naar die van daar gekeken: media liegen en iedereen speelt vals. Er komen er steeds minder op zijn partijtje: alleen nog een net zo’n over het paard getild rotjoch als hij, plus een paar verdwaasde angsthazen.

Ik weet trouwens niet of zijn oude vriendjes wél groot gegroeid waren. Misschien was dit hun laatste groeispurt. Ze hadden er wel eerder achter kunnen komen dat het niet slechts koket studentikoos gebral is, als je jouw poepkleurige theorettes over cultuur staat uit te venten.

Maar goed, nu tegen antisemitisme en racisme en daar hou ik ze aan.

Zij zijn groot en hij blijft klein.

 

 

 

 

Maar ik niet…

Maar ik niet… (column uit 2017)

Maar ik niet… Wel dus, ik ben sterfelijk.

Het is niet dat ik een lage pet op heb van de intellectuele mogelijkheden ónder die pet, maar een beetje onnozel ben ik wel. Ik dacht over oud worden namelijk ‘dat komt later wel’. Dat klopt natuurlijk, per definitie. Tot zó ver had ik dat heel goed gezien.

Maar eerlijk gezegd dacht ik diep in mijn hart dat van dit uitstel ook afstel zou komen. Of dan tenminste: afstel van bijbehorend ongemak zoals slijtage en afnemende krachten. En van doodgaan natuurlijk, maar dit terzijde. (Doodgaan kende ik van horen zeggen. Dat gaan anderen, maar ik niet.)

Je moet je jeugdige conditie gewoon bijhouden en trainen en die neem je dan mee met je opklimmende leeftijd. Die laatste wordt zo alleen getalsmatig indrukwekkend hoog, maar daar hoef je echt verder niks van te merken. Dacht ik. En dat je als je jong bent ook weet dat je gezond moet leven om gezond oud te worden, nou, ik zal nogmaals eerlijk zijn: gezond leven kan altijd nog, dacht ik ook dáár bij.

En zo stopte ik nogal laat met roken en ga ik pas sinds een paar jaar verstandig om met mijn liefste vijand -Koning Alcohol.

Mijn grootste zwaktes bleken echter: bewegen en stressmanagement. Ik bakte er eigenlijk niks van. Het lijkt wel wat, hoor, maar nu weet ik dat er, achter dat beheerste uiterlijk, binnenin mij een lichaam reageert door langzaam het aderwerk te laten dichtslibben. Dat maak ik tenminste op uit de kennis van de mensen van de hartwetenschappen, waar ik een paar maanden geleden terecht kwam.

Wat nu? Bewegen. Als je maar veel beweegt, heb je minder piekertijd. En bewegen schijnt verder ook goed te zijn, want dan kan het lichaam de artsen wat werk uit handen nemen: natuurlijke omleidingen maken voor verstopte aderen. Die laatste info geeft mij vleugels bij het trainen, want ‘spinning’ -oftewel nergens naar toe fietsen- vond ik tot nu toe oersaai.

Zo langzamerhand, na kunstmatige hulp in de vorm van twee dunne tunnelbuisjes in de cityring van mijn hart-, kan ik het weer zelf: vitaal vooruitkomen. Een beetje van het ziekenhuis en een beetje van mezelf.

En die stress? Bij mij helpt meditatie, wat niet zo zweverig is als het klinkt. En ach, weet je: alles in het leven wordt betrekkelijk als je je lichaam ervaren hebt als een auto met vier lekke banden die je in je eentje de berg op moest duwen omdat de brandstof op was.

En die dood komt ook wel een keer. Maar nu nog niet.