Je komt er vanzelf, gewoon een kwestie van doorgaan met ademhalen. En van genoeg – vooral niet teveel – innemen. Wij spreken nu over het succesvol bereiken van het volgende kalenderjaar. Met daaraan parallel een nieuw levensjaar – waar je overigens wel oud van wordt.
Uiterlijk klopt jammer genoeg alles met mijn leeftijd, maar innerlijk loopt mijn grijzende rimpelhoofd niet echt soepel synchroon mee.
Ben ik op de verjaardag van een leeftijdgenoot met kroonjaar, dan zie ik opvallend veel grijze koppies. Ach hoe aardig, wat een leuk gebaar van de jarige om allemaal oudjes uit te nodigen, zegt mijn binnenhoofd dan.
We gaan in deze levensfase kleiner wonen. En ook bij de keuze van een nieuwe woonomgeving spoort het bij mij niet helemaal, bleek.
Het appartement – zo heet een flat heden ten dage – ligt leuk. De loggia – da’s dan je balkonnetje – biedt uitzicht op de kerk. Eronder ligt de levendige dorpskern met winkeltjes en restaurantjes in oude pandjes. Erg leuk.
Maar twijfel over het wonen daar bevangt mij. De laatste bewoners zijn overleden. En de overige inwoners van het complex …eh, bijna.
Weer buiten op de stoep zegt onze aankoopmakelaar onomwonden: „Waarom dit? Is voor jullie toch tien-vijftien jaar te vroeg?!” Kijk, hij kost een lieve duit, maar dáár neem je zo’n schat nou voor.
Weemoedig kijken we naar de gezellige dorpsstraat. Voor ons laatste oordeel komt onverwacht hulp. Een oudere heer schuifelt aan bij ons gesprek. „Is die makelaar van de verkoper al weg?”
Enthousiast neemt de man diens taak over. „Ik woon hier prima, erg tevreden. En weet u, de lift, daar heb ik me hard voor gemaakt. Het duurde even, maar hij is eindelijk aangepast. Ik zeg, daar moet toch een brancard inpassen! En een doodskist!”
We zijn eruit. En trekken elders in. Begane grond, wel zo handig. Vanwege de piano zullen we dan maar zeggen.