Het Laatste Oordeel

Het Laatste Oordeel

Het laatste oordeel (column uit 2015)

Je komt er vanzelf, gewoon een kwestie van doorgaan met ademhalen. En van genoeg – vooral niet teveel – innemen. Wij spreken nu over het succesvol bereiken van het volgende kalenderjaar. Met daaraan parallel een nieuw levensjaar – waar je overigens wel oud van wordt.

Uiterlijk klopt jammer genoeg alles met mijn leeftijd, maar innerlijk loopt mijn grijzende rimpelhoofd niet echt soepel synchroon mee.

Ben ik op de verjaardag van een leeftijdgenoot met kroonjaar, dan zie ik opvallend veel grijze koppies. Ach hoe aardig, wat een leuk gebaar van de jarige om allemaal oudjes uit te nodigen, zegt mijn binnenhoofd dan.

We gaan in deze levensfase kleiner wonen. En ook bij de keuze van een nieuwe woonomgeving spoort het bij mij niet helemaal, bleek.

Het appartement  – zo heet een flat heden ten dage – ligt leuk. De loggia – da’s dan je balkonnetje – biedt uitzicht op de kerk. Eronder ligt de levendige dorpskern met winkeltjes en restaurantjes in oude pandjes. Erg leuk.

Maar twijfel over het wonen daar bevangt mij. De laatste bewoners zijn overleden. En de overige inwoners van het complex …eh,  bijna.

Weer buiten op de stoep zegt onze aankoopmakelaar onomwonden:  „Waarom dit? Is voor jullie toch tien-vijftien jaar te vroeg?!” Kijk, hij kost een lieve duit, maar dáár neem je zo’n schat nou voor.

Weemoedig kijken we naar de gezellige dorpsstraat. Voor ons laatste oordeel komt onverwacht hulp. Een oudere heer schuifelt aan bij ons gesprek. „Is die makelaar van de verkoper al weg?”

Enthousiast neemt de man diens taak over. „Ik woon hier prima, erg tevreden. En weet u, de lift, daar heb ik me hard voor gemaakt. Het duurde even, maar hij is eindelijk aangepast. Ik zeg, daar moet toch een brancard inpassen! En een doodskist!”

We zijn eruit. En trekken elders in. Begane grond, wel zo handig. Vanwege de piano zullen we dan maar zeggen.

 

Seksist (?)

Seksist (?)

Seksist(?) (column uit 2015)

Er zijn, stelt wetenschapper Tim Hunt, drie bezwaren aan het werken met meisjes in een laboratorium: “Je wordt verliefd op ze. Ze worden verliefd op jou. En wanneer je ze kritiseert, barsten ze in tranen uit.”

 

Het is niet onmogelijk dat Tim Hunt, vanaf de geboorte, niet weet hoe om te gaan met interne en externe prikkels. Sommigen noemen dat autisme, maar dat wordt tegenwoordig vaak als scheldwoord gebruikt en dat vind ik ongepast.

 

Niet dat ik niet wil schelden, maar dan scheld ik liever normaal. En zeg ik dat hij een woord van drie letters (oude-scheepsterm-eerste-en-laatste-letter-zijn-identiek) is. Oftewel de man is gewoon een nerd die stomme grapjes maakt, daar barst het van in de wetenschap.

 

Waar Tim Hunt op doelt is trouwens helemaal waar: dat gedoe op de werkvloer. Ik heb hetzelfde met mannen. (Alleen die gaan niet huilen bij kritiek maar worden anderszins irritant.)

 

Maar ik kan als vrouw wél zo’n grapje maken over het andere geslacht. En ik maak me sterk dat hoogleraren van de vrouwelijke kunne dat óók mogen, zonder ontslagen en vernederd te worden, zoals deze 72-jarige winnaar van de Nobelprijs.

Zijn excommunicatie is, behalve disproportioneel, ook nog discutabel, omdat hij als man iets niet mag waar vrouwen wél mee weg komen.

Wie is hier nou seksist?

 

Meisjes, meisjes, meisjes dan toch (en al die schijterige jongetjes die hieraan meewerkten): als we het van dit soort openbare executies moeten hebben, na nota bene een Twittertribunaal, wordt het nooit wat met gelijkwaardigheid.

 

 

Rammelen

Rammelen

Rammelen (column uit 2015)

 

In mijn thematuintje staat het in de luwte: opvoeden. Gevoelig onderwerp. Dat bleek ook toen Sheila Sitalsing er vorige week in Volkskrantmagazine over schreef. De Surinaamse “Roy,-ik-ga-jou-rammelen”-opvoedingsstijl werd in het zonnetje gezet. Om bijna onmiddellijk daarna terecht te komen in een Hollandse storm van verontwaardiging, want slaan is uit den boze, toch?

 

Sitalsing had “Waarom?Daarom!” van cabaretier Roué Verveer gelezen en daarin wordt het onderwerp nóg grappiger gemaakt door de Surinaamse stijl scherp af te zetten tegen de Nederlandse Fleurtje-ik-ben-niet-boos-maar-verdrietig-opvoeding.

 

Ons werd op een geestige manier een spiegel voorgehouden en dat kan nooit kwaad.

 

Toch schuurde het bij veel lezers, ook bij mij een beetje. Ik ken minstens twee volwassenen die in hun kindertijd zo’n exotische rammelopvoeding hebben mogen genieten, letterlijk. Ze waren trouwens oer-Nederlands.

 

En als je weet dat ook nú nog in elke schoolklas gemiddeld één kind zit dat thuis wordt mishandeld, dan is “Ik ga je rammelen” geen gelukkig gekozen titel voor een stuk dat gewoon een wat strakkere opvoeding (U zeggen, niet tegenspreken) wil propageren.

 

Als je als krant vervolgens kritiek pareert met te zeggen dat Volkskrantmagazine niet zo serieus bedoeld is, maak je er dan niet nét iets teveel een vermakelijk niemendalletje voor het weekend van?

De schuurplek werd door de ombudsvrouw van de Volkskrant én door columniste Sitalsing gelukkig erkend.

 

Los van het artikel voel ik nóg een schuurplekje.

 

Opvoeden is optreden, als dat voor kinderen nodig is. Maar soms lijkt het wel optreden als in een voorstelling: in supermarkt, trein, restaurant, op verjaardagen, camping en school zijn we elkaars publiek bij een stukje theater.

 

De acteurs laten zien hoe goed ze aan het opvoeden zijn. Demonstreren dat je niet over je laat lopen. Of dat je die geduldige moeder, die aandachtige vader, die fijne opa, die lieve oma en die ideale leerkracht bent. Allemaal voor de kinderen. Of voor elkaar?

 

Laat ik overigens eerlijk zijn: ik zou zo’n ‘verdrietige’ zeurouder graag eens willen…uh… rammelen.