Ooit werd me geleerd op mijn woorden te passen in het uitgaansleven. Het potentiële gevaar was de feestende en vooral dronken medemens, die zich groepsgewijs door straten en kroegen rotzooide.
Later kwam daar het vliegveld bij: even geen grapjes over drugs en wapens, want dat is niet om te lachen. Bovendien mis je je vlucht omdat je in de bak belandt.
En nu moet je oppassen wat je tegen de politie zegt. Nee, dat is me te gemakkelijk.
Mitch Henriquez uit Aruba, op bezoek bij zijn familie in Nederland, maakte bij het verlaten van een festivalterrein een machograpje tegen een paar politiemensen: dat hij een wapen had. Hij wees daarbij op zijn kruis. De agenten zeiden hem dat je over wapens geen grapjes moest maken.
De festivalvierder kon het niet laten ze toe te voegen wie ze eigenlijk dachten dat ze waren. Ze waren agenten die daar hun werk deden, zou ik zo zeggen.
Mitch was, zei men later, een beetje aangeschoten. Ook geïrriteerd, omdat ze hem de hele tijd al in de gaten hielden. Dat is hun werk, denk ik wederom. Maar hij ging er vanuit dat het was omdat hij gekleurd was. Want in de media hoor je hoe racistisch de politie is.
Dat laatste zal ook bij de politie best voorkomen, want we hebben helaas allemaal vooroordelen over elkaar. En daar moeten we vanaf. Maar denken dat iemand je extra in de gaten houdt o m d a t je gekleurd bent, is óók een vooroordeel. En ik denk niet dat de dienstdoende agenten die ochtend van huis zijn gegaan met het vaste voornemen de eerste de beste gekleurde man die een grote mond geeft aan te pakken en desnoods met vereende krachten te wurgen.
Wel denk ik dat ze al langere tijd zwaar overspannen zijn. Ontregelende reorganisaties, rapporten over racisme, ervaringen met geweld tegen hulpverleners, gedonder met de CAO, hondsbrutale dronken burgers, denigrerende uitspraken over je IQ: je moet wel heel stevig in elkaar zitten en voor de rest een perfect leven hebben om dan nog ontspannen en fluitend naar je werk te gaan.
Volwassen geworden in de jaren zestig en zeventig, mocht ik de politie niet langer mijn beste vriend noemen. Dat was politiek verre van correct.
Hun vriendelijkheid werd in die dagen dan ook ernstig op de proef gesteld door langharige activisten met kortzichtige overtuigingen. Bijvoorbeeld de overtuiging dat je een betere wereld kreeg door elk gezag met ‘ludiek’ geweld te ondermijnen: huizen kraken, universiteiten bezetten, straatstenen gooien, barricades opwerpen en radiatoren op hoofden van politiemensen gooien. Allemaal voor een rechtvaardiger wereld.
Niet de aangevallen hoogleraren, kapitalistische projectontwikkelaars, Haagse politici en stadsburgemeesters hadden fysiek contact met de opstandige en ongehoorzame burgers. Nee, dat waren de politiemensen, die mochten het opknappen. Ook toen al.
Als je nou terugkijkt in de tijd, wat was er dan eerder: gebrek aan respect voor politiemensen omdat die zich tijdens hun werk misdragen en soms, zoals nu, afschuwelijke fouten maken? Of gebrek aan respect omdat het al decennia lang zo lekker, leuk en stoer is om ‘het gezag’ te treiteren, terwijl die mensen gewoon hun werk doen? Zeg ’t maar.
Het zwaarste verlies lijden de nabestaanden van Mitch Henriquez, en winnaars zijn er niet. Die verdomde nekklem zou verboden moeten worden, maar er is meer nodig.
Ik stel voor om voortaan e c h t beter op elkaar te passen: jong, oud, autochtoon, allochtoon, blank, gekleurd, hoog- en laagopgeleid. Zonder uitzondering, zonder vooroordelen. En mét respect.
Dat is de les die ik geleerd heb van die ‘anti-autoritaire’ jaren zestig en zeventig, die verder veel goeds gebracht hebben.
Pas als respect van twee kanten komt, kan het een bijdrage aan een rechtvaardiger samenleving zijn.