Groot groeien

Groot groeien

Lachmann-Anke (Pixabay)

Als ik later groot zou zijn, was ik lekker de baas. En zou ik alléén nog maar boterhammen met boter en suiker eten. Mijn vader schoot in de lach, toen ik dat vroeger zei. “Dat lust je dan niet meer.” Ik ben nu groot en het klopt, al vergeet ik de verrukking van toen nooit.

Het fotoboek in mijn hoofd is rommelig en niet chronologisch ingeplakt. Dus dat werd bladeren, maar ik kon verder niks vinden over ‘later-als-ik-groot-ben-plannen’. Daar was ik naar op zoek vanwege grote mensen uit het dagelijks nieuws. Ze vallen nogal op, omdat ze zich niet gedragen als grote mensen. Wat zouden hun ‘later-als-ik-groot-ben-plannen’ zijn geweest? Ik denk opvallen en dat is dan gelukt.

Ik noem verder geen namen, maar er is er eentje die opvalt vanwege zijn taakopvatting van Tweede Kamerwerk. Daar vallen onder: zwetsen in het Latijn; verkleden (soldaatje); pianospelen (op een echte vleugel!); lavendel snuiven; coke snuiven. En niet te vergeten: Maradona aftroeven betreffende alcohol en cocaïne. Lanterfanten dus. Maradona kon tenminste nog voetballen.

“Waar komt jouw kruistocht tegen het antisemitisme vandaan?”, vroeg het joch aan iemand. Die zei dat iedereen toch tegen antisemitisme was, waarop hij zei “bijna iedereen die ik ken is antisemiet”. Dan ken je een hoop rotzakken, zou ik zeggen. Wat mij -naast dat antisemitisme- schokt is dat hij denkt dat iedereen zo is en dat hij geen benul lijkt te hebben van de ernst. Alsof het over masturberen gaat: wát nou, iederéén doet dat toch?

Iets verder van hier loopt er nog zo eentje rond. Ik herinner me zulke kinderen van vroeger: verliezen en dan moord en brand schreeuwen dat de ander doet wat ze zelf doen: vals spelen. Op het schoolplein kinderen betasten, schoppen en bespugen. En dan -na die verdiende knal voor hun harses- gaan janken dat ze niet meer op zijn partijtje mogen komen. Joepie! Eh, jammer.

Die van hier heeft goed naar die van daar gekeken: media liegen en iedereen speelt vals. Er komen er steeds minder op zijn partijtje: alleen nog een net zo’n over het paard getild rotjoch als hij, plus een paar verdwaasde angsthazen.

Ik weet trouwens niet of zijn oude vriendjes wél groot gegroeid waren. Misschien was dit hun laatste groeispurt. Ze hadden er wel eerder achter kunnen komen dat het niet slechts koket studentikoos gebral is, als je jouw poepkleurige theorettes over cultuur staat uit te venten.

Maar goed, nu tegen antisemitisme en racisme en daar hou ik ze aan.

Zij zijn groot en hij blijft klein.

 

 

 

 

Blij Links

Blij Links

foto holdmypixels via Pixabay

Nou hoor je wel eens zeggen dat wij mensen tegenwoordig lijden onder de overdaad aan informatie. Bij het woord informatie stel ik me altijd iets nuttigs voor: hoe je een kastje in elkaar zet, hoe je een appeltaart bakt, hoe je een fietsband plakt, hoe laat je trein gaat en hoe je (niet) zwanger wordt. Met informatie hierover heb je de meest urgente zaken van het leven toch wel zo’n beetje in het snotje.

Maar nou wil het geval dat er verder nog best wel veel gebeurt in de wereld. Informatie daarover valt nog wel te verstouwen, al moet ik bekennen dat het mij niet altijd lukt om af en toe ‘nou én!’ te roepen of het stoïcijns te nemen voor wat het is -een gebeurtenis. Dus ik sta al op achterstand.

Maar al die meningen! Waarom het precies was weet ik niet meer, maar ik bedacht eens dat je als stukjesschrijver beter niet kon ingaan op de actualiteit. Ter voorkoming van wéér een mening, zoiets. Want die heeft iedereen al. Zelf lees ik graag stukjes van anderen, mening of niet. Onder sommige daarvan kun je reageren en je raadt het al: allemaal meningen over een mening. En daar hebben we dan ook weer een mening over, ik ook. Mening-aerosolen verspreiden zich als een zeker virus, welks naam ik hier niet wil noemen.

Maar goed, ter voorkoming van mentale overbelasting ga ik voortaan voor de Stoa. Stoïcijns zijn vind ik namelijk een stuk stijlvoller dan ‘nou en!’ roepen.

Zijn stoïcijnen eigenlijk wel eens blij, trouwens? Zo van dat ze met een uitgestreken gezicht zeggen dat ze enigszins verheugd zijn? Dan heb ik nog wel een weg te gaan.

Ik was namelijk niet zo lang geleden héél blij en ontroerd toen ik zag hoe ergens in de wereld op straat heel veel mensen óók heel blij en ontroerd waren omdat heel veel mensen op een normaal mens hadden gestemd. Gelukkig een beetje méér mensen dan die heel veel mensen die op een zeker persoon hadden gestemd, wiens naam ik hier niet wil noemen.

En nou komt het: die blijdschap laat ik niet vergallen door nogal wat sombere linkse kameraden van me, achter hun eeuwig halflege glazen. Ze voorspellen dat er niks van de linkse agenda terecht zal komen.

Nee, denk je? Vergeef me de stromanredenering, maar je hebt dus liever weer vier jaar een malafide topidioot die ze om te beginnen eens zijn bepotelde telefoon zouden moeten afpakken?

Mijn glas is halfvol en ik hef het bij deze.

Blij links bestaat namelijk ook.

 

 

Vaardigheden

Vaardigheden

‘doolhof-illusie’ door DRIC, via pixabay

‘Gaan we zó?’, vraag ik haar, want ik weet het niet.

Een enthousiast ja is het antwoord. Mijn lief, haar opa, had mij de kortste weg gewezen vanaf de speeltuin naar het huisje in het Waterland, waar ze nu even woont omdat haar Amsterdamse huis verbouwd wordt. Opa en oma passen op haar en haar broer, omdat papa en mama er in het weekend tóch maar even zelf een plafonnetje uit zijn gaan slopen.

Dat laatste lijkt een heel werk, maar ergens de weg vinden valt ook niet mee.

Mijn kleindochter gaf met haar ja aan geen bezwaar te hebben tegen een leuke omweg, blijkt nu. Die had nog langer  geduurd als ze niet op tijd had ingegrepen. ‘Het is daar, we moeten nu dáárheen’, zegt ze terloops, terwijl we het over iets heel anders hebben: zwemvaardigheden, óók belangrijk.

Die waren ter sprake gekomen op een van de talrijke bruggetjes. Ze begon er zelf over. Dat je niet in het water moet vallen en zo. Ik babbel met haar mee over zwemdiploma’s en dat het dan alsnog niet aan te raden is om in het water te vallen, zeker niet in de winter. Zij heeft bovendien nog geen zwemdiploma.

‘Maar ik kan wéw zwemmen!’ (Haar voortanden overleefden het niet toen ze op een stoeltje ging staan zodat ze ergens wéw bij kon.) ‘Als papa mij woswaat kan ik zwemmen!’ Het profijt van fel oranje hulpmiddelen rekent ze bij deze stellige bewering even niet mee, vermoed ik zo. En ik houd haar handje onwillekeurig iets steviger vast.

Ze heeft voor de ontwikkeling van haar vaardigheden en talenten nog alle tijd van de wereld. En een ferme voorsprong op haar grootmoeder: ik kan weliswaar zwemmen, maar aan land verdwaal ik steevast. Dat ik mijn hele leven al liefdevol word gegidst door jong en oud is fijn, maar ook een beetje confronterend. Deze gids moet bijvoorbeeld nog vier jaar worden.

Maar met dat zwemmen heb ík gelijk.

 

 

 

 

Cruciaal

Cruciaal

Restaurant Mata Hari, Amsterdam

Toen ik jong was werden mijn woorden en daden nogal eens gefrustreerd door het krampachtig vermijden van partijdigheid. Dat hoorde toen zo, misschien nóg wel, maar ik durf inmiddels onbevangen partijdig te zijn, uit volle overtuiging.

Als je in de penarie zit, is er toch niks mooiers dan dat jouw vrienden en familie het voor je opnemen? Kom jij er maar eens om, zeg ik dan in gedachten tegen de moralisten.

Vanochtend zag ik in de krant een foto van een gezellig restaurant op de laatste avond vóór de sluiting van  vier weken. De gastvrijheid spatte ervan af en de tranen sprongen me in de ogen. Empathie met de klanten, ja, maar mijn hart deed vooral pijn vanwege mijn horecafamilie. Wéér gaat het zwaar worden, maar de pijn zit hem er vooral in dat, in het puriteinse deel van de publieke opinie, de horeca nogal eens gezien wordt als een volstrekt overbodige sector waar mensen met teveel geld, geld verdienen aan mensen met teveel geld.

Terwijl het de sector is waar studenten hun kostje verdienen om te kunnen studeren. En waar koks en bedrijfsleiders gezinnen hebben waar gewoon brood op de plank moet komen. Dat geldt ook voor de eigenaren, die bovendien als werkgever de verantwoordelijkheid hebben hun bedrijf voor hun personeel in leven te houden.

Verderop in de krant kwam ik bij diezelfde verantwoordelijkheden -en de tranen- van Claudia de Breij, van wie haar première gepland was op de eerste dag van een gesloten Carré. Ja, oké, dertig bezoekers zijn toegestaan, zie je het voor je? Dat horeca en cultuur hun best doen het uitgaanspubliek even de alledaagse en niet-alledaagse zorgen te laten vergeten, wil nog niet zeggen dat het zorgeloze bedrijfstakken zijn.

Het kan allemaal wel wat soberder, ik ben de laatste die dat zal ontkennen. Maar bedrijfstakken naar de gallemiezen zien gaan zonder een traan te laten, alleen maar vanwege het cliché dat al die luxe niet cruciaal is, nee.

Ik weet niet wat de overwegingen binnen het OMT waren om al één dag nadat Meester Rutte zo streng had gesproken, met een verzachtend voorstel voor het horecabeleid te komen. De zwabberkoers daargelaten, ben ik het er mee eens om hier op de schreden terug te keren.

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, om ook maar eens een cliché van stal te halen. En ja, ik ben partijdig en neem het voor mijn horeca- en cultuurfamilie en alle horeca- en cultuurfamilies op.

Kom er maar eens om.

Wrokdown

Wrokdown

J.Garget via Pixabay

Lang, lang geleden -wij spreken nu over de maand januari van het Jaar des Heeren 2020- behoorde ik nog tot het exclusieve groepje van 17 miljoen premiers van het Koninkrijk der Nederlanden. Ik was beslist graag in zijn schoenen gestapt, had hem op zijn neoliberale sokken naar huis gestuurd en was met mijn sociaaldemocratische visie het land gaan besturen. Daarbij zou ik alle deuren en vensters eens flink tegen elkaar hebben opengezet, zodat Europa ook weer een kans kreeg om aan te waaien.

Maar begin maart ben ik vol overtuiging opgestapt als beoogd premier.

Het enige wat makkelijk is in crisistijd, is fouten maken en ik zou er al zoekend en onderzoekend veel meer gemaakt hebben dan Rutte, van Dissel en het OMT.

De trend werd toen om je aan te sluiten bij de 17 miljoen virologen, maar die hebben het zonder mij moeten doen.

De lockdown heeft eerlijk gezegd niet het beste in mij wakker geschud: ik kreeg de zenuwen van die verstarde wereld in onnatuurlijke pose en ik was bloedchagrijnig.

Zoals het nu is, kun je het geen lockdown meer noemen, maar de wrok blijft.

En ik ben niet de enige, alleen dat uit zich bij sommigen anders. Je kon er op wachten natuurlijk, maar er verscheen een tijdje terug dus opeens een Engel die de jezus ging lopen uithangen. Eerst met Viruswaanzin, totdat  hij bedacht dat dat een veel te nauwkeurige omschrijving was van Zijn Woord. De stap van  waanzin naar waarheid was snel gemaakt en de beweging is een doorslaand succes bij minigroepjes die in het pre-coronatijdperk al precies wisten hoe de niet-gevaccineerde hazen op onze platte aarde eigenlijk liepen: geknecht door onzinregeltjes van hogerhand.

Ik laat ze maar.

Eigenlijk zou deze column over mondkapjes gaan en dat daar alles al over gezegd was, op één ding na: dat niemand gezegd had dat ze mij onwijs goed staan. En dan zou er een uitvoerig verhaal gevolgd zijn over waarom ze mij zo onwijs goed staan. Maar mijn jongste dochter zei laatst dat ze mij onwijs goed stonden, dus daarmee is nu écht alles wat er toe doet over mondkapjes gezegd.

En mijn kriebeligheid begint ook minder te worden, dus misschien zal mijn volgende column nou eens niet over dat *u*virus gaan.

 

 

 

 

In één keer goed?

In één keer goed?

Het is al even geleden. Twee weken. Lijkt langer. Boosdoener? Daarover straks.

Terwijl ik dus lang geleden op mijn sportclubje probeerde mijn nóg oudere dag dan de huidige uit te stellen, ving ik tussen de jong-blijf-muziekjes een kort nieuwsbericht op. Letterlijk weet ik het niet meer, maar het kwam erop neer dat uit een peiling bleek dat personeelswervingen tamelijk eentonig van aard zijn.

Het lijkt of er al jaren altijd en overal behoefte is aan energieke, dynamische, creatieve en vooral flexibele krachten om het team aan te vullen. Ik denk dan: als dat al jaren zo wordt geformuleerd en er zitten nog steeds geen energieke, dynamische, creatieve en flexibele krachten, wie zitten er dan wel? Slaperige mompelaars, die verstrooid om zich heen zitten te kijken of er nog iemand komt uitleggen wat ze hier in hemelsnaam doen of horen te doen?

Of zouden de energieken er juist wél zitten en is elke organisatie een onverzadigbare ADHD-organisatie, waar -in plaats van zoetjes- ritalin in de koffie gaat en -in plaats van zakjes creamer- coke in de neus? En dat dan personeelsleden zó snel opbranden dat er telkens nieuwe nodig zijn?

De vraag is: waar hebben we bij samenwerking in een team behoefte aan? Aan mensen zoals wijzelf of mensen die ons kunnen aanvullen? Ik denk het laatste. Extraverte doeners die luisteren naar introverte denkers. En andersom, uiteraard. Dát is samenwerken. Er zit bij individuen natuurlijk van alles tussen die twee extremen in, maar het gaat even om de balans in de overlegcultuur.

De smeerolie van het proces dat we zo samen op gang moeten brengen, is geduld. Want beide extremen kunnen last hebben van ongeduld, volksziekte nummer één. En van perfectionisme, een goede tweede. Het kan namelijk allemaal niet zo snel en vooral niet in één keer goed.

En nou dus even over die aandacht-vreter, dat nare coronavirus. Bij de bestrijding ervan hebben we geduld nodig, met elkaar en met de overheid. Snel ingrijpen combineren met goed nadenken is gewoon hartstikke moeilijk. De communicatie daarover loopt ook al niet helemaal gesmeerd, maar hé, niet alles kan kennelijk in één keer goed.

Volgende keer beter, blijf gezond en laten we elkaar niet opvreten van de zenuwen.

 

 

 

 

Ziek en Zo

Ziek en Zo

Ylanite Koppens via Pixabay

Nee, het gaat goed met me, dank U.

Maar dit jaar is het ongenode gast Corona die het griepvaccinfeestje loopt te verzieken, zoals een paar jaar geleden een influenza A-virus mijn lief L. met griepprik en al probeerde uit te schakelen.

Ik herinner me de plotselinge quarantaine op de vierde dag van de ziekenhuisopname. Dochter N. en ik kwamen, na een kopje thee in het ziekenhuisrestaurant, terug op zijn kamer en keken naar een lege plek. Of een leeg bed, dat herinner ik me niet meer, maar het lijkt me duidelijk dat we een zekere patiënt misten. Het ergste scenario schoot even door mijn hoofd, maar zo snel -in een half uurtje van bijna beter naar einde verhaal- werkt Magere Hein meestal niet.

Lief lag nu apart, want eindelijk was er ontdekt wie die gemene indringer was en die wilden ze liever niet in een ziekenhuis verspreiden. En daar zaten we opeens met mondkapjes en handschoenen aan te zweten en te kijken naar het gezicht van een beduusde maar vrij ademende patiënt die al niet meer aan infuus of zuurstof lag. Hij leek, na al die zorgelijke dagen die achter ons lagen, nu verreweg de gezondste van ons drieën, zal ik maar zeggen.

De volgende dag mocht hij dan ook naar huis, hij nu wel met mondkapje en ik niet. Zo door het ziekenhuis lopen, de taxi in en thuis mocht het kapje af. Quarantaine voorbij.

Want wat is wijsheid? We zitten nu bijvoorbeeld in Duitsland en ik vraag me af of we over een paar dagen Nederland in mogen. Ik bedoel: deze bejaarde licht astmatische hart-/vaatpatiënt heeft zeg maar alle papieren, maar is niet van plan om dat virus te krijgen en al helemaal niet om er aan dood te gaan, maar wil wel naar huis. En als een Duitse minister een epidemie verwacht en dat komt uit, dan zullen er in Nederland al gauw geen melige grapjes meer worden gemaakt over van top tot teen beschermd een Chineesje pakken.

Verweggistan is nu dichtbij en zo zullen ze heel argwanend kijken naar hun naaste oosterburen en alle mensen die daar vandaan komen, gele kentekenplaat of niet.

We gaan het zien en als dit allemaal voorbij is, hebben we weer wat geleerd over het leven. We hebben veel maar niet alles onder controle en ziekte en dood horen er nog steeds gewoon bij.

 

 

 

 

Makkelijk scoren

Makkelijk scoren

(afb. Mohamed Hassan via Pixabay)

Dit wordt een zelfevaluatie, ik ben namelijk ook een soort van Ombudsvrouw voor de lezers.

Er zijn nogal wat creatieve zonden, een daarvan is makkelijk scoren. Dat deed ik in mijn vorige column.

Ik meende dat iedereen in mijn bubbel zich wel zó zou ergeren aan die praatjesmakers van Ongehoord.nl, dat alles wat je aan spot over die lui kunt bedenken in goede aarde valt. Als dat resulteert in een slappe column? Jammer, mijn probleem. Maar als ik mensen ermee tekortdoe, vind ik dat vervelend.

Het onzinverband tussen boze mannen en kaalheid viel niet helemaal goed en -zoals een lezer zei- was framend, generaliserend en niet leuk voor aardige mannen die toevallig kaal zijn. Betreffende lezer is overigens zelf geen kale man.

Generaliseren en framen is inderdaad fout, maar mag het wel als grap? Ik dacht eerst van wel, omdat iedereen in de column zou lezen dat kort, lang of geen haar er natuurlijk helemaal niet toe deed. De humor, dacht ik, zat hem juist in dat bizarre: mijn ‘theorie’ klopte niet.

Het stond niet in de column, maar nog zo’n ‘theorie’: pro-piet-activisten dragen allemaal spijkerbroeken en korte zwartlederen jasjes. Niet dus. Maar echt: ik had ooit zó’n afkeer van de agressie van een paar van die lui, dat ik ‘nooit meer!’ een spijkerbroek met een kort donker jasje wilde dragen. Wat jammer zou zijn, want ik had net zo’n leuk jasje van een van mijn dochters gekregen.

Een onzinnige associatie dus, waarom je -ik althans om mijzelf- kan lachen. Maar als zo’n onzinnige associatie ten koste gaat van aardige mannen die toevallig onomkeerbaar kaal zijn -en die wel eens vaker geassocieerd worden met agressie terwijl ze helemaal niet agressief zijn- dan is dat helemaal niet om te lachen.

‘Sorry, het was grappig bedoeld’ is dan geen goede reactie, ontdekte ik ook. Ik moest denken aan het zwartepietendebat, waarin ik wél meteen zie waar de schoen wringt. Daar worden -kort gezegd- twee argumenten tegenover elkaar gebruikt: ‘black face is voor mij als zwarte niet leuk, want ik ben geen olijke bediende die krompraat en kunstjes doet om iedereen aan het lachen te maken’ tegen ‘zo is het ook niet bedoeld, maar ik moet onherkenbaar zijn en dat zwart komt trouwens van de schoorsteen’. Het laatste argument is ontwijkend maar bovenal een niet erkennen van iemands gekrenktheid.

Geen erkenning geven en makkelijk scoren dragen bij aan verdere polarisatie en dat wil ik niet.

Nou ja, kijk eens aan! Daar is mijn goede voornemen voor 2020.