Wrokdown

Wrokdown

J.Garget via Pixabay

Lang, lang geleden -wij spreken nu over de maand januari van het Jaar des Heeren 2020- behoorde ik nog tot het exclusieve groepje van 17 miljoen premiers van het Koninkrijk der Nederlanden. Ik was beslist graag in zijn schoenen gestapt, had hem op zijn neoliberale sokken naar huis gestuurd en was met mijn sociaaldemocratische visie het land gaan besturen. Daarbij zou ik alle deuren en vensters eens flink tegen elkaar hebben opengezet, zodat Europa ook weer een kans kreeg om aan te waaien.

Maar begin maart ben ik vol overtuiging opgestapt als beoogd premier.

Het enige wat makkelijk is in crisistijd, is fouten maken en ik zou er al zoekend en onderzoekend veel meer gemaakt hebben dan Rutte, van Dissel en het OMT.

De trend werd toen om je aan te sluiten bij de 17 miljoen virologen, maar die hebben het zonder mij moeten doen.

De lockdown heeft eerlijk gezegd niet het beste in mij wakker geschud: ik kreeg de zenuwen van die verstarde wereld in onnatuurlijke pose en ik was bloedchagrijnig.

Zoals het nu is, kun je het geen lockdown meer noemen, maar de wrok blijft.

En ik ben niet de enige, alleen dat uit zich bij sommigen anders. Je kon er op wachten natuurlijk, maar er verscheen een tijdje terug dus opeens een Engel die de jezus ging lopen uithangen. Eerst met Viruswaanzin, totdat  hij bedacht dat dat een veel te nauwkeurige omschrijving was van Zijn Woord. De stap van  waanzin naar waarheid was snel gemaakt en de beweging is een doorslaand succes bij minigroepjes die in het pre-coronatijdperk al precies wisten hoe de niet-gevaccineerde hazen op onze platte aarde eigenlijk liepen: geknecht door onzinregeltjes van hogerhand.

Ik laat ze maar.

Eigenlijk zou deze column over mondkapjes gaan en dat daar alles al over gezegd was, op één ding na: dat niemand gezegd had dat ze mij onwijs goed staan. En dan zou er een uitvoerig verhaal gevolgd zijn over waarom ze mij zo onwijs goed staan. Maar mijn jongste dochter zei laatst dat ze mij onwijs goed stonden, dus daarmee is nu écht alles wat er toe doet over mondkapjes gezegd.

En mijn kriebeligheid begint ook minder te worden, dus misschien zal mijn volgende column nou eens niet over dat *u*virus gaan.

 

 

 

 

De mens is slecht/goed

De mens is slecht/goed

De mens is slecht/goed (column uit 2015)

Er is een nieuwe film uit gebracht: The Stanford Prison Experiment. Ik ga niet.

Het onderwerp is de wetenschappelijke studie van Philip Zimbardo uit de jaren zeventig, naar (on)menselijk gedrag in gevangenissituaties. Ga ik niet lezen.

 

Het is niet dat ik mijn kop in het zand wil steken voor de duistere kanten van de mens. Integendeel. Maar dan wel graag in perspectief: de mens bezit hoofdzakelijk goede kanten.

 

De al dan niet bedoelde impact van zo’n experiment is vaak dat daarmee aangetoond lijkt dat de mens in wezen slecht is.

 

Nou, als dat zo was zou ik hier niet zitten schrijven. Want dan was ik allang verongelukt wegens asociaal verkeersgedrag van een onverschillige medemens. Of aan een ziekte overleden omdat er geen goede artsen zijn, alleen maar enge dronken medicijnmannen. Of dan was ik op mijn hoofd geslagen en beroofd door één van die slechteriken, van die luilakken die te beroerd zijn om voor hun hebzucht te werken en te betalen.

 

Dit zal allemaal als wetenschappelijk bewijs niet gelden, maar praktisch voldoet het voor mij wel: voor een wereld die bevolkt wordt door wezens met een gevaarlijk slechte inborst, gaat het toch wonderlijk goed, niet waar?

 

Daarom trek ik die vermeende slechtheid van de mens in twijfel.

Eigenlijk ben ík de realist: de mens is in wezen prima, want anders zou er niet zoveel gewoon goed lopen in de wereld. Daarvan krijg ik energie om zaken die wél mislopen met goede moed onder ogen te zien. En aan te pakken. Zo simpel is het.

 

Het nadeel van zo’n ‘slechte menstheorie’ is niet alleen dat je er moedeloos van wordt en dat de kwaliteit van je individuele leven er op achteruit gaat.

Ook de kwaliteit van de samenleving lijdt eronder. Als de slechtheid van de mens als net zo ‘natuurlijk’ en onbeheersbaar wordt beschouwd als het weer of een natuurramp, verlies je pas écht de controle: gelatenheid en onverschilligheid is het resultaat en er gebeurt niks om verbeteringen aan te brengen.

 

En wat zegt wetenschapper Philip Zimbardo nu, veertig jaar later?

“Weet je: de laatste tijd kijk ik liever naar het goede in de mens.”

 

Kijk aan, fijn voor de mensheid.

Want ik vond het toch tamelijk bedenkelijk dat een Amerikaanse wetenschapper (in een sombere bui?) een experiment bedacht met zo’n grote impact op de persoonlijke levens van de betrokkenen en het mensbeeld van anderen.

Op zijn initiatief werden ‘gewone’ mensen -studenten- als ratjes in een laboratoriumsituatie geplaatst.

Hoe vooringenomen was die man? Was het een open experiment of was het zijn bedoeling dat aangetoond werd dat het onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden goed mis kan lopen tussen mensen?

Eh…ik weet niet hoe het met u zit, maar dat laatste wist ik al.

 

Dat het experiment vroegtijdig gestopt werd omdat het volledig uit de hand liep -oh oh, zie je wel, wat kunnen mensen toch slecht zijn- daarvan krijgt nog steeds ‘de mens’ de schuld.

En niet Zimbardo.

Misschien had de man wel een heel slecht experiment bedacht.

Dat denk ik namelijk.

 

Want in een echte gevangenis werken geen verklede studenten, maar ervaren mensen van allerlei leeftijden. En daar zitten gevangenen van alle leeftijden met een persoonlijke geschiedenis die heel wat triester is dan die van een verkleed studentje. De ‘bijzondere omstandigheden’ zijn slecht gekozen.

Kijk dan eens naar échte bijzondere omstandigheden: rampen, gijzelingen, terroristische aanslagen. En kijk wat er boven komt aan goede en slechte kwaliteiten.

 

Ik stel trouwens een ander experiment voor, een reallife-experiment, zonder verkleedpartijtjes.

Een groot aantal mensen, verdeeld over zoveel mogelijk sectoren in de samenleving, gaan in hun dagelijks leven, privé en openbaar, geduldig en vriendelijk met anderen om.

Twee dingen worden gemeten na afloop: de mate van persoonlijk welbevinden van de proefpersonen én het aantal conflicten dat op verbaal en fysiek geweld uit loopt. En dat vergelijken we dan met de situatie vóór het experiment.

 

Ik ben benieuwd.