Delen

Delen

Delen

In de Duitse streek waar we waren, werd carnaval gevierd. De optocht van dorp naar dorp bestond uit één muziekwagen vanaf welke snoep zou worden uitgedeeld, zo hoorden we. Net toen we onze laatste avond vierden met een etentje in het restaurant van ons dorp, kwam de wagen langs.

Omdat ik het heerlijke moment niet wilde verpesten met een zuinig gezicht en domme opmerkingen als ‘niet te veel hoor’, ging ik maar niet met de kleindochters mee naar buiten. Binnen vijf minuten maakten de zusjes hun rentree. Voorzichtig liepen ze door de grote zaal, hun armen vol schatten. Ze hadden zoveel gekregen als ze konden dragen. En dat is heel veel, de behendigheid van jonge kinderen als het gaat om dit belangrijke onderwerp moeten wij vooral niet onderschatten. De oudste (9) keek blij, maar met de wereldwijsheid die past bij een kind van haar leeftijd: ‘Leuk, maar ik voorzie straks enige corrigerende maatregelen’. De jongste (5) is nog op de leeftijd dat wonderen gewoon wonderen zijn. De intense blijheid van hart en ziel gaat ongefilterd naar haar gezicht en doet de wereld stralen. Zo is zij de ander tot vreugd, ook als het wonder in de ogen van die ander niet per se gezond is.

Thuis deelden we omstandig de vreugde, onder het mompelen van  woorden als uitdelen, tanden poetsen en water drinken na het snoepen en zo. Net toen de pyjama’s aan waren en de tanden gepoetst, hoorden we de muziekwagen weer, steeds dichterbij, het weggetje naar ons afgelegen huisje op.

Ongeloof op het kindergezicht: voor de tweede maal zou zich, rechtstreeks uit de hemel, de pot met goud over deze aarde uitstorten en ook deze tweede keer uitgerekend op de plaats waar zij zich met haar zus bevond.

Gelaten lieten wij volwassenen dit allemaal over ons heen gaan.  Wij waren er toch maar mooi in geslaagd onze zurige zorgen voor haar verborgen te houden. Want later, bij het naar bed gaan, hoorde ik haar op de trap zeggen, het grote geluk met haar moeder delend:

‘Mama, ben jij ook zo blij? Dat jouw kindjes zoveel snoep hebben gehad?’

 

 

Vaardigheden

Vaardigheden

‘doolhof-illusie’ door DRIC, via pixabay

‘Gaan we zó?’, vraag ik haar, want ik weet het niet.

Een enthousiast ja is het antwoord. Mijn lief, haar opa, had mij de kortste weg gewezen vanaf de speeltuin naar het huisje in het Waterland, waar ze nu even woont omdat haar Amsterdamse huis verbouwd wordt. Opa en oma passen op haar en haar broer, omdat papa en mama er in het weekend tóch maar even zelf een plafonnetje uit zijn gaan slopen.

Dat laatste lijkt een heel werk, maar ergens de weg vinden valt ook niet mee.

Mijn kleindochter gaf met haar ja aan geen bezwaar te hebben tegen een leuke omweg, blijkt nu. Die had nog langer  geduurd als ze niet op tijd had ingegrepen. ‘Het is daar, we moeten nu dáárheen’, zegt ze terloops, terwijl we het over iets heel anders hebben: zwemvaardigheden, óók belangrijk.

Die waren ter sprake gekomen op een van de talrijke bruggetjes. Ze begon er zelf over. Dat je niet in het water moet vallen en zo. Ik babbel met haar mee over zwemdiploma’s en dat het dan alsnog niet aan te raden is om in het water te vallen, zeker niet in de winter. Zij heeft bovendien nog geen zwemdiploma.

‘Maar ik kan wéw zwemmen!’ (Haar voortanden overleefden het niet toen ze op een stoeltje ging staan zodat ze ergens wéw bij kon.) ‘Als papa mij woswaat kan ik zwemmen!’ Het profijt van fel oranje hulpmiddelen rekent ze bij deze stellige bewering even niet mee, vermoed ik zo. En ik houd haar handje onwillekeurig iets steviger vast.

Ze heeft voor de ontwikkeling van haar vaardigheden en talenten nog alle tijd van de wereld. En een ferme voorsprong op haar grootmoeder: ik kan weliswaar zwemmen, maar aan land verdwaal ik steevast. Dat ik mijn hele leven al liefdevol word gegidst door jong en oud is fijn, maar ook een beetje confronterend. Deze gids moet bijvoorbeeld nog vier jaar worden.

Maar met dat zwemmen heb ík gelijk.

 

 

 

 

Liefde in tijden van opwarming

Liefde in tijden van opwarming

Liefde in tijden van opwarming (2019)             (ill. pixabay)

‘Wat zijn je beweegredenen?’ is een van de leukste vragen om te stellen en te beantwoorden. Mijn ervaring is dat het onder woorden brengen van gevoelens daarbij geen uitzondering is.

 

Als amateur-emotieonderzoeker (inclusief die van mijzelf) ben ik altijd weer getroffen door het verschijnsel dat sommige mensen in een publiek debat hun onderliggende emoties niet lijken te herkennen.

Wat ze zelf inbrengen noemen ze de ratio, de nuchtere redelijkheid. De beweegredenen van een ander zijn gebaseerd op gevoel. En dus fout.

Ik geloof daar niks van, van die ratio. Ze trekken gewoon over hun emoties heen een dikke trui met opdruk (ratio) aan. En het is eigenlijk gewoon een doorkijkblouse: je ziet alles maar dat mag je niet zeggen.

 

Neem nou bijvoorbeeld een debatje dat ik had over het klimaat en de ecologische voetafdruk van nieuwe generaties.

Ik zou zeggen: blijven werken aan vermindering van die voetafdruk.

Maar er blijken radicalere oplossingen te zijn: helemaal geen kinderen meer.

Of hooguit eentje.

 

Ene Sarah Conly wordt aangehaald met haar boek ‘One Child, Do We Have A Right To More?’

Gek, maar bij zinnen met ‘we’ ben ik altijd gelijk wakker, zeker als er een vraagteken achter staat.

 

Want Sarah gaat natuurlijk zelf het antwoord geven dat we (lees: ik en anderen) moeten hebben: nee.

Ze vindt voortplanting niet langer een privézaak en ze snapt dat er dan natuurlijk stront aan de knikker gaat komen.

Iets suffigs met autonomie en mensenrechten of zo.

Geen nood: ze stelt voor dat in sommige gevallen geboortecontrole van regeringswege tóch aanvaardbaar is.

Nou, daar wou ik – met China in het achterhoofd- het op dat forum natuurlijk wel even over hebben met haar fans, temeer daar het geboortecijfer -zonder rigoureuze ingrepen van overheidswege- al jaren langzaam terugloopt.

 

Geen schijn van kans.

Die hebben het te druk met het diskwalificeren van de medemens die zich wél voortplant: ‘fokken als konijnen op basis van oer-gevoel en klapperende eierstokken, uit puur egoïsme’, kort samengevat.

 

Ga maar even zitten, ja.

 

Waarom heb ik eigenlijk kinderen?

 

Omdat ik ze wilde. En omdat het gelukkig ook lukte ze te concipiëren, te dragen en te baren. Moet ook allemaal maar goed gaan.

 

Waarom wilde ik het?

 

Uit levenslust en liefde. En ik dacht dat het me wel zou lukken allemaal, met grootbrengen en zo.

 

Tellen die gevoelens? Voor mij wel.

 

Die zijn trouwens ook de reden dat ik op de Dam ben, 10 maart, bij de Klimaatmars.

 

Uit gevoelens van liefde voor het leven, de aarde en de volgende generaties.

 

Redelijk, toch?

Rammelen

Rammelen

Rammelen (column uit 2015)

 

In mijn thematuintje staat het in de luwte: opvoeden. Gevoelig onderwerp. Dat bleek ook toen Sheila Sitalsing er vorige week in Volkskrantmagazine over schreef. De Surinaamse “Roy,-ik-ga-jou-rammelen”-opvoedingsstijl werd in het zonnetje gezet. Om bijna onmiddellijk daarna terecht te komen in een Hollandse storm van verontwaardiging, want slaan is uit den boze, toch?

 

Sitalsing had “Waarom?Daarom!” van cabaretier Roué Verveer gelezen en daarin wordt het onderwerp nóg grappiger gemaakt door de Surinaamse stijl scherp af te zetten tegen de Nederlandse Fleurtje-ik-ben-niet-boos-maar-verdrietig-opvoeding.

 

Ons werd op een geestige manier een spiegel voorgehouden en dat kan nooit kwaad.

 

Toch schuurde het bij veel lezers, ook bij mij een beetje. Ik ken minstens twee volwassenen die in hun kindertijd zo’n exotische rammelopvoeding hebben mogen genieten, letterlijk. Ze waren trouwens oer-Nederlands.

 

En als je weet dat ook nú nog in elke schoolklas gemiddeld één kind zit dat thuis wordt mishandeld, dan is “Ik ga je rammelen” geen gelukkig gekozen titel voor een stuk dat gewoon een wat strakkere opvoeding (U zeggen, niet tegenspreken) wil propageren.

 

Als je als krant vervolgens kritiek pareert met te zeggen dat Volkskrantmagazine niet zo serieus bedoeld is, maak je er dan niet nét iets teveel een vermakelijk niemendalletje voor het weekend van?

De schuurplek werd door de ombudsvrouw van de Volkskrant én door columniste Sitalsing gelukkig erkend.

 

Los van het artikel voel ik nóg een schuurplekje.

 

Opvoeden is optreden, als dat voor kinderen nodig is. Maar soms lijkt het wel optreden als in een voorstelling: in supermarkt, trein, restaurant, op verjaardagen, camping en school zijn we elkaars publiek bij een stukje theater.

 

De acteurs laten zien hoe goed ze aan het opvoeden zijn. Demonstreren dat je niet over je laat lopen. Of dat je die geduldige moeder, die aandachtige vader, die fijne opa, die lieve oma en die ideale leerkracht bent. Allemaal voor de kinderen. Of voor elkaar?

 

Laat ik overigens eerlijk zijn: ik zou zo’n ‘verdrietige’ zeurouder graag eens willen…uh… rammelen.