Straattaal

Straattaal

Straattaal (column uit 2016)

Wat er met mij, overtuigd sociaaldemocraat, aan de hand is weet ik ook niet. Maar ik ben eigenlijk wel blij met de opgewekte Rutte.

Of zijn opgewektheid te maken heeft met liberalisme, daar wil ik vanaf wezen, maar ik durf wel te constateren dat de ‘s’ van somber vaak samen sist met de ‘s’ van sociaaldemocraat. Ik spreek uit ervaring.

 

Misschien gaat het om het vermogen om op tijd even van stemming te wisselen.

Zwaarmoedigheid heeft de neiging er altijd te zijn en wordt hoogstens afgewisseld door een periode van wat mindere zwaarte.

Terwijl, zoals je bij Rutte kunt zien, een structurele opgewektheid iemand er niet van weerhoudt om af en toe eens even flink kwaad te worden. Bijvoorbeeld, zo liet hij zien in Zomergasten, op brutale snotneuzen van oorspronkelijk Turkse komaf die ‘pleur op’ roepen tegen journalisten en hen het werk onmogelijk maken.

En dan in je kwaadheid zeggen ‘pleur zelf op!’

Straattaal, ja. Niet passend voor een MP, ja. Zeg ik bij nader inzien, nu een paar jaar later.

Maar het nu volgende dan, namelijk als de boosheid zakt, weer opgewekt komen met een uitstekende rationele motivering?

“Jongens, luister: in Nederland, waar jullie wonen, hebben wij een rechtsstaat. Die garandeert de vrijheid van demonstreren -zelfs als dat, zoals bij jullie, vóór een dictator is. Een vrijheid waar jullie nou gebruik van maken, ja? Maar er is hier ook persvrijheid, die jullie nu op onbeschofte  wijze onmogelijk maken. Als je dat allemaal niet waardeert, krijg je in Nederland een probleem.” En in Turkije niet dus. Zeg i k er voor de duidelijkheid achteraan, want ik wijs mensen graag de weg.

Dat laatste hoor ik niet te zeggen natuurlijk, maar dat eerste hoorde ik niemand zeggen en dat had toch wel gemogen?

Rest mij de vraag: waarom blijven mensen toch zo op zoek naar de diepere lagen van een opgewekt mens als Rutte?

Krijg je te weinig te zien, of kijk je niet goed?

 

I k zie hier namelijk een premier die -weliswaar met een lach op zijn gezicht maar wél serieus- onze rechtsstaat verdedigt.

 

Diepere lagen hoef ik voorlopig even niet, hoor.

 

 

 

 

Uitzwaaien

Uitzwaaien

Uitzwaaien (column uit 2016)

Eigenlijk heb ik ook wel weer te doen met die 52% weglopende Brexiters.

Kiezers te stom vinden om te kiezen, dat heb ik altijd een beetje denigrerend gevonden.

Maar wel realistisch: als ik mijn eigen gebrek aan deskundigheid onder ogen durf te zien, en dat doe ik, kan ik gebrek aan competentie niet ontkennen.

Daarom denk ik, eerlijk gezegd, dat er heel wat mensen onder deze 52% weglopers zijn die, laat ik maar zeggen, enige ondersteuning nodig hebben om überhaupt het gat van de deur te vinden die ze nu zo hard willen dichtslaan.

 

Ze komen van een koude kermis thuis. Hun sociaal-economische problemen blijken straks gewoon te komen door het incompetente en/of asociale beleid van hun achtereenvolgende regeringen. Niks Brussel.

 

Op liefdevolle aandacht van hun leiders hoeven ze niet te rekenen, denk ik.

Boris Johnson bijvoorbeeld, Lord of the Lomperikken, lijkt mij nou niet het verantwoordelijke type dat goed op zijn schaapjes let, ook al hebben ze hem meemekkerend aan een meerderheid geholpen.

 

En UKIPper Farage heeft toch wel een dingetje met zijn bewegingsapparaat: om dit achteromkijkend een geweldloze operatie te noemen, moet je wel een héél stijve nek hebben om het dode lichaam van parlementslid Jo Cox over het hoofd te zien.

 

Voor een besmetting naar Nederland, een Nexitreferendum, ben ik niet bang.

Want ik heb een oplossing.

De vóórstemmers, of ze nou in de meerderheid zijn of niet, krijgen sowieso hun zin: zij mogen, op kosten van de Nederlandse staat, uit de EU vertrekken.

Naar een stombewoond eiland. Aan de overkant van het Kanaal.

Ik verheug me erop ze uit te zwaaien.

 

Moedig

Moedig

Moedig (column uit 2016)

Een mooie zelfbewuste vrouw, die graag serieus genomen wordt en in praatprogramma’s durft op te treden: wie wil zo niet zijn?

Sylvana Simons is een soort rolmodel voor mij.

 

Net als zij, ben ik Nederlander.

Maar autochtoon. En blank -mijn uiterlijk deed sommigen in het verleden wel eens anders vermoeden, maar vervelende vooroordelen bleven en blijven mij bespaard.

Dat is wel anders als jij of je ouders oorspronkelijk uit Suriname komen, zoals bij Sylvana het geval is.

Als ík iets zeg wat de goegemeente niet welgevallig is, heb ik een grotere kans dat er inhoudelijk op wordt ingegaan dan Sylvana krijgt. Die gaat voornamelijk horen dat ze moet oprotten, en dat is dan nog één van de minst hufterige adviezen.

 

In het geval haar iets leuks ten deel valt, bijvoorbeeld als ze een column mag schrijven in een blad, krijgt ze van een chagrijnige medecolumnist te horen dat ze geen echte schrijver is en die column alleen maar krijgt omdat ze zwart is.

Aan onvriendelijke medemensen geen gebrek op deze wereld.

 

Nou gaat ze naar DENK en ik denk dat ze daar nog eens over moet nadenken.

Ik kan me levendig voorstellen dat je alle nadelen van de kloof tussen allochtonen en autochtonen spuugzat bent.

Maar is dat duo van DENK dan wel een veilige haven?

 

Toen die twee niksdoeners in de PvdA-fractie (‘Ik doe niks!’ ‘Nee, precies, da’s het probleem!’) pas in beweging kwamen toen het over een onderzoek naar het gebrek aan transparantie bij Turkse moskeeën ging, kon ik nog denken: oké, er zijn meer one-issue-politici.

Ik begrijp bovendien het dilemma van de allochtone politicus: maak ik -allochtoon die als gewone Nederlander behandeld wil worden- de kloof nou groter of kleiner door voor allochtonen op te komen?

Ruzie krijgen met die autoritair en solistisch opererende PvdA-fractieleiding is ook niet zo moeilijk, ik zou al veel eerder zijn weggeweest.

Dus tot zó ver the benefit of the doubt.

 

Maar bij mij gingen destijds alle bellen rinkelen bij dit interview .

Vanwege deze passage:

Interviewer: ‘U bent toch tegen emancipatie van vrouwen en homo’s?’

Kuzu: ‘Wij zijn voor homo-emancipatie, iedereen mag zijn wie hij is.’
Öztürk: ‘Ja!’

K: ‘En als ik vrouwenrechten niet respecteer, dan krijg ik thuis een klap op mijn kop.’
Ö: ‘Ha, ha, ha!’

Binnenkort word ik 65, oud en wijs, dus vertel mij niets over gladjanussen en linkmiechels. Cultuur of afkomst maken daarbij niks uit, je vindt ze overal.

 

Hier dus. Hou ze recht voor je, Sylvana. Heeft niks met Turken of moslims te maken, ik herken dit gedrag gewoon uit Nederland Ons Vaderland.

Van hoogopgeleide pakkenmeneren die zich met een standaardzinnetje en een grapje afmaken van een antwoord op serieuze vragen.

 

En daar moet je volgens mij dus niet wezen, lieve meid.

Maar jij maakt je eigen keuzes en moedig vind ik het wel.

 

Sterkte dus maar!

 

 

 

 

Vrolijk Voorjaar

Vrolijk Voorjaar

Vrolijk voorjaar! (column uit 2016)

Het kan verkeren, je hoort ergens dat de Hema geboycot moet worden -wegens de verkoop van niet-traditionele verstopeieren- en dan ga je opeens nadenken over je eigen Paasbeleving.

 

Even bijpraten, het zit zo: onze nationale Hema brengt dit jaar een Vrolijk Voorjaarfolder uit. Het was de vorige jaren een Vrolijk Pasendrukwerkje. En nou is er gedonder.

 

Al bladerend zie je de zoetigheid die je in deze tijd van het jaar met Pasen kan kopen.

Het aangebodene heeft alles met voorjaarstradities te maken: eieren, kuikentjes, eieren verstoppen, eieren schilderen en feestmaaltijden.

En niets met het lijden, sterven en de wederopstanding van Jezus Christus en het Hoogfeest van Pasen.

 

Vrolijk Voorjaar in plaats van Vrolijk Pasen vind ik dus eigenlijk wel logisch,

Maar Hemaboycotters -Nederlands Erfgoedactivisten, bekend van het Zwarte Pietendebat- hebben een andere logica.

Of ze hebben gewoon een beetje actiehonger.

 

Want het duurt toch nog altijd weer een maandje of acht voordat je, uit naam van het Nederlands Erfgoed, kunt gaan actievoeren voor het smeren van zwarte schmink op witte velletjes.

Tussendoor over de naam van eieren piepen kan dan de honger stillen.

 

Maar goed, ik hoor dus van die boycot en snel terug naar het filiaal waar ik even daarvoor, bij gebrek aan inpakruimte, onnadenkend even een zware tas met boodschappen op een mand vol paaseieren had gezet. Dacht ik.

Het waren verstopeieren, het staat er echt!

Nieuwsgierig zoek ik naar de paasstollen en ja hoor: Feeststollen.

 

Op zakjes met kleine eitjes staat nog wel ‘Easter’, maar dat is Engels Erfgoed natuurlijk, dus dat telt niet als Pasen.

 

Ik ben juist blij met de Vrolijk Voorjaarsfolder. Want als er één feest is waar ik al sinds mijn vroegste jeugd niet vrolijk van word dan is het wel Pasen.

Kan ook aan te weinig vitamine D liggen natuurlijk.

 

Maar zeg eens eerlijk, zo’n Paasverhaal!

Een man wordt door een lafhartige machthebber voor het volk gebracht, dat kennelijk de macht heeft te beslissen over leven of dood. Dat volk kwijt zich, zonder scrupules, van zijn taak -aan het kruis met die man!- en de machthebberige slapjanus wast zijn handen in onschuld.

 

Wat een feest.

 

De onsmakelijke details over de kruisiging bespaar ik U verder, want de bedoeling was eigenlijk dat dit een opgewekte voorjaarscolumn werd.

 

De Wederopstanding uit het graf moet dan de reden voor het eigenlijke feestje zijn, begrijp ik, want meer gebeurt er niet.

 

Helaas, geen feestje voor mij en wel hierom: a. het kan niet, uit je graf opstaan en b. kwijt ben je de man toch, want een paar weken later verdwijnt hij op -Hemelvaartsdag- alsnog naar de hemel.

 

Het moge duidelijk zijn: ik vier liever het voorjaar, op een vaste dag en dan graag wat later in het seizoen in verband met het weer.

 

En dan koop ik lekker alles bij de Hema.

 

Zomerkleren

Zomerkleren

Zomerkleren (column uit 2016)

Zevenennegentig is Riek, mijn bovenbuurvrouw. In het gedeelte van het complex waar wij onze benedenwoning hebben, zijn geen liften.

“Ja, Maaike, daar denk je toch niet aan als je jong bent, dat zo’n trap lastig kan worden!” Ze telde bij het betrekken van het appartement zeventig lentes en het tekent haar levensinstelling: leef bij de dag.

En wees oprecht.

Want toen de gereformeerde dominee -‘Ik heb een heel leuke kerk hoor’- tien jaar later vroeg hoe het was om tachtig te worden sprak ze opgewekt: “Helemaal niet fijn!”

Onlangs bezocht hij haar weer en ze had gezegd: “Moet je me niet nog wat vragen?”

Onze eerste kennismaking was een paar maanden geleden. Wij hadden bij al onze buren een brief in de bus gedaan, waarin de overlast van de verbouwing in ons aanstaande huis zo tactisch mogelijk verwerkt was.

Net terug in ons oude huis ging mijn mobiel af. Tegen de tijd dat ik die onder uit mijn tas had gevist had Riek de voicemail al ingesproken: “Maaike, wat ontzettend leuk dat jullie dat doen, zo’n brief, echt aardig! Kom zeker eens langs om kennis te maken, ik kom de deur haast niet meer uit, maar je bent van harte welkom. Oh, je spreekt met Riek, de bovenbuurvrouw. Nou, nog heel erg bedankt, hoor, erg leuk!”

De lage, maar vitale stem en de energieke rollende r moet u er even bij denken en u zal begrijpen: mijn hart was gestolen.

Riek heeft ongelooflijk veel last gehad van de verbouwing, tot en met een stroomstoring toe. “Ik word er zo zenuwachtig van!”, zei ze over dat laatste, toen we belden om te vragen hoe het ging.

Maar ook “Ik ben blij als het allemaal voorbij is, en jullie ook natuurlijk!”

Zover is het nu, van de week kwam ze kijken. “Wat hebben jullie er iets moois van gemaakt!”, met het enthousiasme van een kwieke vijftiger.

Na een uurtje excuseerde ze zich: ze werd moe, ik kon het zien. Gesprekken volgen en voeren is niet makkelijk als je zo doof bent.

Helder is ze nog wel. Ik vroeg of ze het bij ons niet te fris vond. “Ik zorg dat het bij mij 23 graden is, zomers en in de winter. Maar waarom draag ik dan nu winterkleren en over een half jaar zomerkleding, snap jij dat, Maaike?”

 

Enthousiast over het mooie van het leven, eerlijk over het niet meer zo mooie: zó wil ik oud worden, met humor en verwondering.

 

 

Gestoord

Gestoord

Gestoord (2016) (ill. pixabay)

Er is maar één manier om er snel achter te komen hoe afhankelijk je bent van internet en dat is een stevige storing waardoor je enige tijd verstoken bent van Wifi.

 

Ik heb het genoegen regelmatig in een prachtig dal zonder mobiel bereik te mogen verblijven, waar je heerlijk kunt wandelen -als je tenminste niet thuis moet blijven om de wifi-monteur binnen te laten.

Want ja, deze keer ben ik óók nog afgesneden van het wereldwijde web: elke punt-en-el en dot.com is een onbereikbare bestemming. Oef.

 

Ligt mijn afhankelijkheid op het professionele vlak?

Het schrijven van deze column beschouw ik als mijn werk. Maar als ik het resultaat later kan insturen dan gepland is dat geen ramp. De wereld draait ook zonder mijn bijdrage daaraan wel door.

Sterker: mooi toch!

Want het creatieve schrijfproces dat noodzakelijkerwijs vooraf gaat aan publicatie is juist gebaat bij een beetje digitaal isolement, zou je denken.

 

Eh..nee.

 

Op het moment dat ik mijn laptop alleen als tekstverwerker kan gebruiken word ik daar heel gefrustreerd van.

Alsof je in een prachtige auto zonder motor zit.

Of dat je tijdens een stroomstoring telkens de lichtschakelaar aandoet.

 

Het gemak dient de mens, bij ongemak blijkt hijzelf de dienende slaaf te zijn.

 

Maar hoe hindert dat dan mijn creatieve proces?

 

Nou, bij elke gedachte over wat ik wil schrijven staat -op de achtergrond, maar duidelijk hoorbaar- mijn verslaafde ‘ik’ er door heen te toeteren:

E-mail! Facebook! De Correspondent! Volkskrant! Schoolbank! Wikipedia!

 

Duidelijk gevalletje van uitstelgedrag.

 

Dat ik daar aanleg voor heb, wist ik al sinds de Prehistorie.

Ik moest huiswerk maken en studeren in de jaren dat een computer nog een ruimte besloeg van minstens 3000 kubieke meter. Die ruimte hadden we thuis niet, dus werd ik nog gewoon afgeleid door plantjes water geven, kranten opruimen of weemoedig uit de ramen kijken. En die dan maar eens gaan lappen en zemen.

 

Zulke uitvluchtjes liggen allemaal op het huishoudelijke vlak. Dat staat niet erg hoog aangeschreven en daarom heb je eerder door dat je gewoon smoezen loopt te zoeken.

 

Dat is nu anders.

Oké: chatten, games en Wordfeud, dat is duidelijk lanterfanten.

 

Maar al die nuttige dingen als e-mail (‘je post bijhouden’), fora (‘het publieke debat is noodzakelijk’), Facebook (‘sociale contacten bijhouden’), on-line media (‘het nieuws volgen’), surfen (‘informatie inwinnen om te kunnen schrijven’) Marktplaats (‘duurzaam winkelen en stukken goedkoper!’) en Funda (‘je weet maar nooit….’): allemaal heel noodzakelijk en zinvol, ja.

En uitstelgedrag.

 

Maar als de ontwenningsverschijnselen op hun hoogtepunt zijn en de dorst naar externe prikkels bijna ondragelijk wordt, overkomt mij een door God gezonden visioen: Teletekst!

 

Normaal kijk ik neer op dat primitieve medium met die abominabel slecht geformuleerde nieuwsberichten in die lelijke gele letters op een zwarte achtergrond, met die pagina’s die niet met hun nummers kloppen of waar je uren op moet wachten.

Maar beter iets dan niets.

 

En de tv doet het wel, godzijdank.

 

Ik ben gered.

 

 

 

Feminisme en navelstaren

Feminisme en navelstaren

Feminisme en navelstaren (2016) (foto: de Rijk, speelgoedmuseum Praag)

Ooit had ik een buurvrouw die nogal dominant was.

Ze bezat de gave om alom aanwezig te zijn.

Vóór in haar huis, in een stoel voor het raam: je wist niet hoe snel je voorbij moest schieten.

Sommige mensen ‘tijgerden’ op het trottoir onder haar raam voorbij, maar zo lenig was ik niet. Bovendien hielp het niet, want  schijnbaar tegelijkertijd bevond ze zich in de achtertuin, commanderend over de schutting.

 

God zag alles, en als hij even sliep of op zoek was naar zijn bril, nam deze buuf zijn taak over: ze bemoeide zich óveral mee.

God sprak niet, zij daarentegen wel.

Ze verstond bovendien de kunst om te praten zonder tussendoor adem te halen, zodat je er geen woord tussen kreeg.

Ik kreeg de zenuwen van haar.

 

Nou, dát gevoel -dat er tot vér voorbij de grenzen van je privacy op je gelet wordt, dat niks mag en alles moet-, dat heb ik nou ook met de kledingvoorschriften van feministen.

Waarbij dan nog komt dat ik ze niet snap.

Als je dat laatste zegt, krijg je te horen dat er meerdere stromingen zijn.

Die dan wel één ding gemeen hebben: zíj weten hoe het zit en ík heb het maar te begrijpen.

 

Neem nou die column van feministe Asha ten Broeke.

Van haar mogen basisschoolmeisjes experimenteren met naveltruitjes zoveel ze willen en de school die -om misplaatst navelstaren te voorkomen- de truitjes verbiedt, lijdt volgens haar aan sletvrees. Want dat laatste is nu de feministische mode: sletterig is in.

 

Nou is de reden die de betreffende directrice geeft wel treurigmakend: ‘Ik wil niet in de situatie komen dat een meester de hele dag uitkijkt op meisjes zonder bh in strakke hemdjes.’

Meesters? Die zijn er toch nauwelijks? Trouwens: waarom alles nou altijd weer op die mannen gooien? Alsof er geen lesbische vrouwen in het onderwijs werken.

 

Maar dan nog.

Je hebt toch, los van seksuele frustraties van wie dan ook, nog zoiets als ‘passende kledij’?

Toen, meer dan twintig jaar geleden, mijn dochters in naveltruitjes en korte rokjes naar de middelbare school gingen, hintte ik voorzichtig dat ze naar school gingen, niet naar het strand.

 

Ik weet niet hoe het afliep, maar ik vermoed dat ze gewoon bleven dragen wat ze wilden, of liever, wat hun ‘peers’ ze voorschreven.

Lees ‘Het misverstand opvoeding’ van Judith Harris, of desnoods alleen de inleiding, en U weet wat ik bedoel.

Maar ik had het in ieder geval geprobeerd.

 

Overigens vind ik een mannelijke leerkracht in korte broek -lees harige benen- en blote voeten in sandalen óók niet gepast gekleed.

Maar de strijd ‘passende kleding’ en ‘esthetisch’ verlies je altijd, want alles moet kunnen, toch?

 

Nu de feministische dresscode.

In mijn jonge jaren moesten vrouwen -volgens feministen- beschermd worden tegen seksuele exploitatie dóór en wensen ván de hongerige man.

Feministen uit de jaren zestig en zeventig liepen derhalve bh-loos in tuinbroeken.

En mevrouwen in mantelpakjes met daaronder zorgvuldig uitgekozen lingerie van Hunkemöller-Lexis waren in hun ogen kapitalistische verraadsters die met hun onderdrukker naar bed gingen.

 

Ikzelf gaf niet om kleren dus ik zal er wel slordig genoeg hebben uitgezien voor een feminist.

Wél kroop ik met mijn onderdrukker onder de wol omdat ik het te ver vond gaan om gelegenheidslesbo te worden.

Toen daarvan natuurlijk kindertjes kwamen, kreeg ik het erg druk. Ik lette even niet op, en opeens zag ik om mij heen totaal anders geklede zusters in onze vrouwenstrijd.

 

De Zeedijk-look had, met name bij carrièrefeministen, zijn intrede gedaan -knalrode lippen, décolleté, kort rokje, zwarte nylonkousen en pumps of hooggehakte laarzen.

Zoals gezegd, ik gaf niet om kleding. Maar vervreemd van mijn zusters ben ik weer, net als vroeger, voor mezelf begonnen.

 

Want toen ik een jaar of zeventien was, sprak ik van de vrouwenstrijd als van een guerilla. Daarmee bedoelde ik dat je emancipatie zélf moest doen:

 

En vooral niet discussiëren of vergaderen, en al helemáál niet over kleren.

Gewoon je werk doen, in een bescheiden baantje.

En lekker kinderen krijgen, al was -én is- ouderschapsverlof en betaalbare kinderopvang uitermate kut geregeld.

 

Verdorie, dáár hadden die goed geklede dames in hun topbanen en hoge politieke functies zich wel eens wat meer voor mogen inspannen!

 

Maar échte navelstaarders zien zoiets niet.

 

 

Klimaat

Klimaat

Klimaat (column uit 2016)

Frustratie: de zoekmachine is helder en duidelijk: mijn woordgrapje debatklimaat bestaat al.

Nou, eerst dan maar even over het klimaatdebat -dat van de smeltende ijskappen bedoel ik nu.

De vraag wie de oorzaak is van het toekomstige waterballet -wij, met onze CO2, of het klimaat zelf, met zijn stemmingswisseling- is natuurlijk razend interessant.

Maarrrr -hier volgt een gratis advies: is het niet handiger om gauw te starten met plannetjes die het mogelijk maken dat we met zijn allen op een wat hoger gelegen stukje aarde passen?

Ik bedoel, het smeltpunt maakt het niet uit wat de oorzaak is van zijn wezen, dat gaat gewoon door met van veel ijs nog veel meer water te maken.

Ik hoor het graag.

 

Nu het andere klimaat, dat van het publieke debat.

Moet je dat nou verhit of ijzig kil noemen?

Vóór we dáár nou weer over gaan kibbelen (en dat dan ondertussen de beschaving het water tot de lippen stijgt en de menselijkheid jammerlijk omkomt in modderstromen van elkaar met bagger gooiende zoogdieren met een denkvermogen dat ze niet gebruiken): mijn voorstel is om het onaangenaam te noemen.

En mijn volgende voorstel is om het aangenaam te maken.

 

Een goed gebruik in de bloeiende ruziesector is het leggen van de verantwoordelijkheid voor onaangenaamheid bij de ander.

Nou kan ik me dat bij een uitspraak als “Ik hoop dat u verkracht wordt door een islamiet” wel een klein beetje voorstellen.

Maar om dan als zelfbenoemde weldenkende op een openbaar forum over de andere club te spreken als “overvoed en opgehitst volk dat gewoon eens een tijdje in het donker op een bootje in het IJsselmeer zou moeten dobberen om tot bezinning te komen”, dat vind ik net zo hufterig.

Dus zoiets gaat het hem wat mij betreft niet worden.

 

Geostrateeg Zbigniew Bresinsky zei ‘Onderhandelen doe je met je tegenstander, niet met je vrienden’. En zo is het.

We kunnen veel leren van goede diplomaten, een onderschat beroep.

Ik heb het dus niet over dit soort , maar over bijvoorbeeld Sigrid Kaag, VN-diplomate .

De diplomatieke middenweg is niet slap of laf, die is moedig.

 

“Ja maar die anderen zijn zo dom!”

Nou én? De zelfbenoemde weldenkende medemens neemt mij een beetje al te makkelijk toevlucht tot de IQ-smoes.

Er zijn wel andere gebieden waarop je een medemens kunt aanspreken, ik vind het tamelijk eh.. dom om dat niet te bedenken.

Doe je best maar eens een keer, slimpie, het komt je niet allemáál aanwaaien!

O pardon, ik moet zelf ook nog veel leren…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vliegen

Vliegen

Vliegen (column uit 2016)

‘Dit is een overstap, we zijn toch al gecontroleerd op Schiphol?’

Ik zeg het niet, maar misschien leest ze de onaangename verrassing van mijn gezicht af. En vertaalt die als ‘profiel verwarde vrouw’. En die zijn gevaarlijk.

 

Hoe dan ook: als ik op London Gatwick zonder broekriem, horloge, sleutelbos, jasje én zonder afgaande bellen en toeters uit het poortje ben gestapt en achter Lief L. aan wil lopen, word ik tegengehouden. En hij mag door.

“Oh no, madam, take your shoes off!”

Dat doe ik braaf, me afvragend of ik toch iets gemist heb van die vier miljoen instructies die een simpele vakantieganger ‘voor zijn eigen veiligheid’ krijgt als hij naar zijn bestemming gaat vliegen.

 

Elke schoenwinkel heeft op zijn minst een krukje, maar die service ontbreekt hier.

Dus wat doet deze 65jarige: evenwicht zoeken, bukken, evenwicht bewaren, veters los, evenwicht bewaren, uit mijn schoeisel stappen, evenwicht bewaren.

En daar staan we dan op de vloer: ik op sokjes en mijn schoentjes met open mond van verbazing.

 

“No, give them to me!”, zegt ze. Zij, ja.

Heel tegemoetkomend worden mannen door mannen en vrouwen door vrouwen afgeblaft en daarna gevisiteerd. Met homoseksualiteit wordt geen rekening gehouden en ach, laat ook maar: vernederend is het toch wel.

 

Ik buk maar weer en geef mijn schoenen aan en hoe ik inmiddels denk over deze mevrouw bespaar ik u, want we houden het netjes.

Mijn schoenen wordt verder geen blik waardig gekeurd en tijdens haar betastingen – nee tut, daar ben je al twee keer geweest en bij mijn borsten ook- dacht ik voor de afleiding maar aan etnisch profileren.

 

Lief L. ziet er namelijk gewoon uit als ‘de witte man’: lang, blauwe ogen en wit haar. Maar dat zal wel blond zijn geweest, denken ze dan, dus doorlopen maar.

 

En ik juist niet allemaal.

Dus zou ik wel eens een terroriste kunnen zijn, logisch toch?

 

“Waar bleef je nou?”, vraagt de witte man, riskant, maar ik hou me in, want hij kan het ook allemaal niet helpen.

” Alleen omdat ik donker ben, wedden?” Ik ben kwaad, mede namens alle donkere mensen die er altijd weer overal uitgepikt worden ‘voor uw en onze veiligheid.’

 

Maar later in de vakantie, zie ik mijzelf in de spiegeling van een ruit: daar loopt een ouwe hippie.

Loshangend halflang haar, beetje grijzend, in denim gekleed -het uniform van de jaren zeventig-, bril met donkere glazen.

Kan niet anders: gebruiker.

En dan een leuk centje bijverdienen met hasj-smokkel, dachten ze daar op Gatwick zeker.

 

De witte man heeft trouwens een best wel versleten broek aan.

Voor hem kopen we op Tenerife een nieuwe. Denim.

Maar hém staat dat gedistingeerd.

 

Terug vliegen we via Spanje en ik ga nooit meer naar Engeland.

 

 

 

 

 

Schermzucht-syndroom

Schermzucht-syndroom

Schermzuchtsyndroom (2015) (ill. pixabay)

Tijdens het lezen van de papieren krant snel even met je ogen naar de rechterbovenhoek gaan, om te kijken hoe laat het is.

 

Een handgeschreven brief in een tastbare envelop, voorzien van een gelijmde postzegel, op de ijzeren bus posten, naar huis teruglopen en 10 minuten later je e-mail checken of er al antwoord is.

 

Is het u al overkomen? Mij wel. Tempomanisch Schermzuchtsyndroom. Gevolg van Chronisch Digitalisme.

 

Verslaafd? Nee hoor.

 

Want ik ben niet zoals levensgezel L. Die doet luidruchtige computerspelletjes tijdens zijn stille overpeinzingen (en maakt peinzen daarmee voor mij onmogelijk). Neemt Wordfeudfoontjes aan en beantwoordt die midden in een livegesprek met een interessant mens ­– met mij dus.

 

Helaas, ik moet bekennen (‘Hallo, mijn naam is Maaike en ik ben twitteraar’) dat ik mijzelf nog niet zo lang geleden op probleemontwijkende smoezen betrapte, in de trant van ‘Ik twitter alleen onder de afzuigkap’ of ‘Ik twitter alleen op feestjes en dan maar twee, hooguit drie tweets.’

 

Niet dat blauwe rotvogeltje was gekooid, dat was ík. Gestopt dus, nou die andere troep nog.

 

Uit de verslavingszorg weten we dat je eerst je verslaving moet onderkennen voordat je er wat aan kan doen. Stap twee is: wat zoek je?

 

Twitter, Facebook, RunderVink en al dat andere lekkers, het zijn alleen maar de verleidelijke vormen. Het gaat om de content hè, zoals dat tegenwoordig heet, de inhoud van het verlangen. Toch?

 

Ik stelde mijzelf de vraag wat een normaal gezond mens als ik, met één zwak plekje, op internet te zoeken heeft, en maakte daartoe een lijstje van mogelijkheden: informatie (écht?), verstrooiing, moment voor jezelf, sensatie, rust, troost, verdoving, herkenning, erkenning, humor, je mening geven (jazeker!).

 

Nou, ik scoor op alles. Er is voor mij geen hoop.

En met dit schrijven blijk ik ook nog eens een dealer te zijn. Voor u. Sorry.

 

(Hunker naar een reactie.)