Een paar jaar geleden kwam één van mijn bekenden tijdens de borrel met een lullige opmerking over Marokkanen. Ik voelde mij erg ongemakkelijk.
‘Oh! Discriminatie! Gevaarlijk! De kop indrukken! Nu!’ Gevalletje spreekdrang van mijn kant.
Maar ik wist eigenlijk niet wat ik moest zeggen, tegen een bekende die recht tegenover me zat en eigenlijk best wel een aardige vent was. Ik mompelde wat van ‘nou…’ Daarna kwam ook nog zijn aardige vrouw -die het probeerde glad te strijken- met ‘joh, het zijn toch óók mensen’.
Voor mijn gemoedsrust legde ik haar woorden maar uit als ‘joh, niet generaliseren, ze zijn niet allemaal zo.’ En daar lieten we het dan maar bij.
Vanachter je computer verontwaardigd over onbekende anderen oordelen -‘discriminatie!’, ‘seksisme!’, ‘vooroordelen!’, ‘racisme!’ en het momenteel ook erg populaire ‘dom!’- is niet zo ingewikkeld.
Maar in het echt met elkaar samenleven en een gesprek voeren met bekenden die een jou onwelgevallige mening erop na lijken te houden vind ik in de praktijk wel lastig.
Nou ben ik van het type dat ook nog eens graag vriendjes blijft met iedereen. Ik voel me prima bij duidelijkheid, maar niet bij polarisatie.
Dat heeft iets slaps (‘pleaser’), een voordeel is wel dat je geduldig naar overeenkomsten met anderen blijft zoeken.
En wat ik dan bijvoorbeeld vind, is angst.
‘De rechtse boze medemens is eigenlijk bang’, hoor je wel eens van links. En daar een beetje meewarig achteraan ‘bang dat zijn veilige overzichtelijke wereldje instort’.
Maar kijk nou eens naar de linkse Gutmenschen -waar ik mezelf toe reken. Die zijn toch óók bang dat hun veilige overzichtelijke wereldje instort? Dat het ze uit de klauwen loopt, dat bijvoorbeeld racisme de boventoon gaat voeren?
Ikzelf ben het allerbangst dat we elkaar kwijtraken en dat een volksmenner met een grote bek en slechte plannen er met de macht vandoor gaat.
Van polarisatie kun je iedereen de schuld geven, maar je l a t e n polariseren doe je toch echt zelf. Dus ik stel voor om dat niet meer te laten gebeuren.
Wij burgers gaan maar weer eens naar mekaar luisteren, on-line en off-line. En dan zoveel mogelijk dat laatste, in het echt, hè: in onze huiskamers, buurthuizen en op georganiseerde burgerfora.
“Vertel”. En dan echt luisteren en oprechte vragen stellen.
Voor de duidelijkheid: echt luisteren is niet hetzelfde als op je beurt wachten en dan retorische vragen stellen als “Zie jij nou écht niet dat je een niet-empathische racist bent?” en “Zie jij nou écht niet dat je een politiek-correcte wegkijker bent?”
Linkse en rechtse stokpaardjes staan meestal te trappelen van ongeduld om de ander te vertellen hoe fout diens standpunten zijn.
Maar onlangs heb ik de ontdekking gedaan dat stilte in een gesprek niet zo eng is.
Ik ben niet meer zo bang dat de ander dan zou kunnen denken dat je hem door jouw zwijgen gelijk geeft.
‘Wie zwijgt stemt toe’? Dacht het niet.
‘Wie zwijgt die luistert’. Als het goed is.
‘Wie zwijgt denkt na’. Als het goed is.
Ik heb goede hoop dat wie zijn verhaal kan doen en wie zich gehoord weet, óók meer bereid is tot luisteren en nadenken als de ander zijn verhaal doet.
En dan blijken we uiteindelijk misschien wel minder uit elkaar gedreven te zijn dan we dachten.
Een mooie handreiking om weer met elkaar in gesprek te komen vond ik deze open brief van hoofdredacteur Rob Wijnberg van De Correspondent. Lees vooral ook deze antwoorden van PVV-stemmers en anderen.
Wij kunnen het maar beter weer eens gewoon gaan proberen met elkaar.
Zonder luisterangst.