Columnisten

Columnisten

Columnisten (column uit 2015)

‘Een hedendaagse plaag, columnisten’, schreef iemand op een forum.

Onder een column.

Tja.

God is dood en bidden dus uit en elkaar brieven schrijven ook, bij verkiezingen mag je alleen kleuren en dan nog slechts op één plek én binnen het lijntje.

Dus waar laat je als expressieve burger je mening als je een onweerstaanbare aandrang tot creativiteit krijgt?

In een column. Maar dan moet je er wél een plekje voor krijgen natuurlijk. Nog steeds dank, RunderVink!

En nu heb ik dus, ruim drie jaar na de eerste versie van deze column,  ook mijn eigen plekje gemaakt.

 

Al op de middelbare school schreef ik graag stukjes.

Mijn leraar Nederlands, met afstand nummer één in impopulariteitspolls, las er eentje in de klas voor en beoordeelde het als van Libelle-niveau.

In onze kringen was dat een bedenkelijk compliment.

Mijn latere schrijfcoach zei, ‘dit is ’n genre dat je goed in de vingers hebt!’

Kijk, daar kon ik wat mee, maar toen had hij de euvele moed om God achterna te gaan en overleed, plotseling.

 

En nou heb ik van vroeger alleen nog Jan Blokker.

Die is ook niet meer onder ons en verder ook nergens, want God heeft de hemel zijn graf mee in genomen.

Maar de betekenis van Blokker is de herinnering: een columnist die mij niet verveelde.

Een zuurpruim, vond mijn vader.

Ik herinner me een column die als volgt begon: ‘Deze column is in grote woede geschreven’.

Dat vond ik niet zuur, dat vond ik ijzersterk.

 

Overigens hebben ze bij Libelle al jaren nog een stukje van me liggen.

Blijft hun eigendom, ook al plaatsten ze het niet destijds.

Dat eerste vind ik raar, het laatste vind ik jammer, het zij zo.

Maar was die afwijzing nou een compliment of niet?

 

We gaan het zien, mijn ‘level’, zoals dat tegenwoordig heet.

De kop is eraf.